Ik hoorde niets, ik zag niets. Geen hulpkreet, geen commentaren, geen excuses, ook geen toelichting. De titel van het bescheiden nieuwsitem was slechts: “Ontkerkelijking zet door: de kerk vergrijst, maar de moskee niet.” Ben Frie SJ kijkt de sombere feiten in de ogen. Wat moeten we doen?
Vorig jaar rekende 42 procent van de Nederlanders zichzelf tot een geloofsgemeenschap, zo blijkt uit cijfers van het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek in Nederland). Tien jaar eerder was dat nog een meerderheid: 53 procent. Het bericht van de NOS vervolgt: “De afname is vooral te zien onder katholieken. In 2013 noemde 26 procent van de Nederlanders zich nog rooms-katholiek. Tegenwoordig is dat nog maar 17 procent. (…) Onder rooms-katholieken gaat slechts 6 procent minimaal wekelijks naar de kerk.”
Wat als ik rooms-katholiek wil blijven – of worden?
Je zou kunnen zeggen: dat wisten we allemaal al. Zo is het nu eenmaal. Het zal verder gaan, straks is de rooms-katholieke kerk uit het zicht verdwenen. Maar wat nu, als ik rooms-katholiek wil blijven – of worden? Net doen of ik gek ben, alsof mijn neus bloedt? Me niets aantrekken van de mensen die me toch al een halve zachte vonden, of de zweem van het misbruik dat me diskwalificeerde? Ik kan me snel troosten met de gedachte dat er nog altijd meer dan een miljard rooms-katholieken zijn in de wereld, dat ik een populaire paus heb (ook al is ook daar natuurlijk op af te dingen) en dat mijn kerkgeschiedenis zich over meer dan 2000 jaar uitstrekt, dat er wel meer ellende is geweest in de kerk en dat ze er toch telkens weer uitspringt.
Je zult maar priester zijn in die kerk – zoals ik – en de opdracht meedragen van ’s Heren Hemelvaart die zegt: gaat en verkondigt, de wereld over, tot de Heer alles in allen zal zijn… Mensen met wie ik samenwerk, soms gelukkig ook van een jongere generatie, schetsen me een ander beeld van de zingeving van vandaag. Dat klinkt ongeveer zo: ‘ik vul de gaten in mijn tijd met kijken op mijn smartphone, nog eens en nog eens controleren of mijn banksaldo nog hetzelfde is, of ik geen appjes gemist heb. Of nakijken of die storing in de bagageafhandeling opgelost is, want het was dan wel een goedkope vakantievlucht maar ik heb nog steeds geen koffers terug. En dan snel weer iets anders, ik moet bezig blijven, of het allemaal zin heeft – ik heb geen tijd om me dat af te vragen. Ik leef in de waan van de dag.’
Hoe bereik ik die mensen nog?
Goed, dat zijn de keuzes van mensen van nu. Maar ik zit vervolgens met de gebakken peren: hoe bereik ik die mensen nog? Moet ik dat blijven proberen? Is dat niet vechten tegen de bierkaai? Ik kan me natuurlijk terugtrekken en beperken tot die mensen die mijn verhaal nog wel willen horen. Tegen hen zeggen dat we inspirerend in de samenleving aanwezig moeten zijn. Nog maar weer eens proberen iets over zingeving te zeggen wat hout snijdt. Die 6 procent blijven ondersteunen. De controversen van onze samenleving onderscheiden en zoeken naar een inspirerend antwoord op een cultuur die daar helemaal niet op wacht, sterker nog, het veracht. Ik ben eigenlijk in dezelfde positie als Jezus: mensen overtuigen van iets wat ze niet kunnen zien omdat ze het niet willen zien.
Veel mensen worden somber van een opsomming als hierboven. Wat mij echter somber stemt, is dat we er zo weinig aan doen, en dan bedoel ik vooral: het staan in de werkelijkheid van de dag. Leven met de cijfers van de dag, en elkaar dan tegemoet treden met suggesties, creativiteit, om goed te kunnen omgaan met de feiten. We doen nog zo vaak of er niets aan de hand is – het komt vanzelf wel weer goed – en dat vind ik niet waar. Het ontbreken van kerkelijke reacties op verontrustende cijfers lijkt op het kunstmatig in slaap houden van de patiënt.
Of vinden we niet dat we patiënt zijn?
Foto door Austrian National Library via Unsplash