De Paus is volgende week op bezoek in België. Op het programma staat onder andere een ontmoeting met slachtoffers van seksueel misbruik. Jacques Haers SJ betoogt hoe de kerk met slachtoffers om moet gaan.
Misbruik in kerkelijke context is een ernstige zaak, zowel om het persoonlijke leed aangedaan in het kader van vertrouwensrelaties, als om de ontmaskering van institutionele structuren die het gedane kwaad verdoezelen om machtsverhoudingen gedragen door heilige denkschema’s veilig te stellen. Niet altijd leggen wij de nodige ernst aan de dag. Daar zijn slachtoffers nog eens het slachtoffer van.
Het leed is levenslang leed dat telkens opnieuw als een etterbuil openbarst op onverwachte manieren en momenten.
Het wordt steeds pijnlijker duidelijk. Er is veel tijd en er zijn stevige schokken nodig om de pijn van de slachtoffers te laten doordringen in ons persoonlijke, institutionele en maatschappelijke bewustzijn en hun lijden waaraan zij zelf geen schuld hebben ook echt te erkennen. Slachtoffers van kerkelijk misbruik vragen levenslange levenszorg. Het gaat inderdaad om levens die diep geschaad zijn. Het woord “overlevers” spreekt boekdelen: velen hebben geen andere weg gezien dan hun leven te beëindigen. Het leed is levenslang leed dat telkens opnieuw als een etterbuil openbarst op onverwachte manieren en momenten. Bij velen onder de slachtoffers is het vermogen tot liefhebben en gemeenschap vormen blijvend aangetast. Hun basisvertrouwen werd onderuit gehaald, en dan nog juist door mensen die het hadden moeten ondersteunen en versterken. Hun omgeving, familie en vrienden reageren soms verward op een pijn die nauwelijks genoemd mag of kan worden. Erkenning van hun leed en van de verwarring van hun omgeving is een eerste stap, die altijd weer opnieuw gezet zal moeten worden. Het is moeilijk om dat te aanvaarden: er komt geen einde aan, het is een rouwproces dat we niet ongedaan kunnen maken.
Dit kwaad tast mensen ingrijpend aan. Het raakt hun intiemste relaties. Het brengt mensen tot de rand van hun kunnen, tot de vraag zich stelt naar verzoening tussen slachtoffer en dader, daar waar vergeving onmogelijk lijkt. Dat betekent geenszins dat we daders goedpraten of dat ze hun terechte straf ontlopen. Maar we weten dat misbruikers soms zelf misbruikt werden en dat dit eerste misbruik hun verstaan van menselijke intimiteit heeft vervormd en hen tot daders heeft gemaakt in een nooit eindigende spiraal van verwoesting. We weten ook dat levensomstandigheden, zoals misschien het gedwongen celibaat, tot onvolwassen affectiviteit en eenzaamheid kunnen leiden, die op crisismomenten moeilijk te verwerken zijn. We vermoeden ook dat de virtuele wereld van het internet psychologische zwakte in een mens kan versterken en belangrijke grenzen in de gevoelens en op het vlak van seksualiteitsbeleving. Het vermogen tot waardevolle, menswaardige relaties wordt bij velen onder ons gekwetst in een concurrentiële en stresserende wereld. Deze omstandigheden verklaren nooit helemaal het waarom, maar dagen ons toch uit tot ernstig respect voor de kwetsbare intimiteit van mensen. Er zijn diepgravende en veeleisende wegen tot herstel van relaties mogelijk. Die gaan verder dan de enkele, weliswaar noodzakelijke, juridische aanpak. Het zijn zoekwegen, bijvoorbeeld tot herstelgerichte ontmoetingen, waarin ook straffen en genoegdoening hun plaats hebben.
Er moet een lange weg van kritische bescheidenheid afgelegd worden
Als we weet krijgen van de aantallen – hoeveel mensen het slachtoffer geworden zijn van misbruik in kerkelijke context – dan dringt het ook door: dit is een structureel, institutioneel kerkelijk en zelfs maatschappelijk zeer. Het volstaat niet om te spreken over geïsoleerde gevallen of dossiers: misbruik staat op de institutionele en maatschappelijke agenda. Hoe is het in godsnaam mogelijk dat zovelen onder ons daders of bijstanders geweest zijn, of het niet geweten hebben, of de slachtoffers niet konden geloven? Welke rol hebben, in kerkelijke context, bepaalde opvattingen over de heiligheid van de kerk en van haar gezagsdragers gespeeld, die aanleiding tot verdoezeling hebben gegeven? Die opvattingen zijn fout, maar het neemt niet weg dat ze hun nefaste en moordende gang gaan. Er moet een lange weg van kritische bescheidenheid afgelegd worden: welke kerkelijke structuren moeten in vraag gesteld worden, gezagsuitoefening, denkpatronen, en ook het priesterschap?
De scherpe woorden van wijlen bisschop De Smedt op het Tweede Vaticaans Concilie klinken ook vandaag nog profetisch: we moeten weg van kerkelijk iuridisme, clericalisme, en triomfalisme. Om hun gemeenschappen op te bouwen, hebben christenen het recht nodig, maar ook veel meer dan dat: juridische afspraken volstaan niet als antwoord op misbruik. Gezag in de kerk betekent niet dat een elite-kaste aanspraak maakt op leraarschap. Kerkelijk gezag verwijst naar de nederigheid die Gods werkzaamheid herkent en erkent in allen, in het bijzonder in de minsten en de armen die geen stem krijgen. Het synodale proces stuurt aan op een nederige kerk, wars van juridisme, clericale betweterigheid, en triomfalisme. Daaraan herinneren ons de slachtoffers van het misbruik in hun schreeuw van pijn. Zij zetten ons op de weg van een persoonlijke bekering en van professionele institutionele zorgzaamheid. Zo is God vandaag met ons onderweg.
Zo wordt het misbruik in kerkelijke context een pijnlijk uitdagend teken van de tijd waarin God ons bij monde van de slachtoffers oproept tot persoonlijke en institutionele groei. Er staat veel op het spel, voor de slachtoffers, voor de daders, voor ieder van ons en voor de kerk. Dit vraagt gemeenschappelijk onderscheidende ernst.