Michael Merrigan is bij een bruiloft in Italië. De kerk zit stampvol maar slechts een paar mensen gaan ter communie. Dat blijkt een teken aan de wand. Wat is er aan de hand?
Onlangs was ik te gast op een trouwfeest in Italië. Glooiende heuvels en middeleeuwse versterkingen, het was er prachtig. Straalde ook: het bruidspaar, dat bewust koos voor een katholieke viering. De lokale parochiekerk zat afgeladen vol, mensen stonden achteraan bij gebrek aan plaats. Veel jonge mensen, dertigers vooral. Maar net zo goed (veel) oudere familieleden en vrienden. Telkens wanneer iets gezegd of gedaan moest worden, deed iedereen meteen mee.
Een lichte paniek overvalt me. Is me een Italiaanse gewoonte ontgaan?
Tot aan de communie, althans. Het koor zet een prachtige interpretatie in van Grancini’s Dulcis Christe. Achteraan gezeten, denk ik mijn beurt te zullen afwachten. Tot plots mijn buurvrouw al opstaat, en ik dan maar volg. Met een handvol mensen staan we vooraan. Een lichte paniek overvalt me. Is me een Italiaanse gewoonte ontgaan? Is het enkel aan naaste familie om naar voor te gaan? Voorzichtig kijk ik rond, niemand slaat acht op me.
Na mij schuift niemand meer aan. De communiegang, in deze overvolle kerk, heeft amper een paar minuten geduurd. Het koor zingt verder.
Geïntrigeerd bevraag ik ‘s avonds de vrouw naast me aan tafel. Waarom ging bijna niemand ter communie? Ze glimlacht; zelf had ze er al niet meer bij stilgestaan. De reden, zo zegt ze, is simpel: een totale desinteresse in de participatie aan het geloofsleven van de Kerk. Zelf geeft ze les op een lokale middelbare school. Ze merkt hoe die houding ook leeft bij haar leerlingen. Op de vraag waar die desinteresse vandaan komt, antwoordt ze zonder aarzelen. Er zijn natuurlijk de eindeloze schandalen. Maar de leerlingen verdragen de manier ook niet waarop over de rol van de vrouw of de relaties van LGBTQ+-mensen gesproken wordt. Die tendens is al even bezig. Onder paus Franciscus is het weer een beetje beter, maar lang niet genoeg om het tij nog te keren.
Ze voelen zich niet geroepen om steun betuigen aan een instituut dat een ethiek verdedigt die haaks staat op het welzijn van hun vrienden en familie
Eenzelfde geluid hoor ik de volgende dagen bij anderen. Mensen komen nog wel naar een trouwmis om het bruidspaar een plezier te doen. Maar verder steun betuigen aan een instituut dat een ethiek verdedigt die zo haaks staat op hun gevoel van rechtvaardigheid en op het welzijn van hun eigen vrienden en familie, daar voelen ze zich niet toe geroepen. Daarbij klinkt, interessant genoeg, niet per se veel kwaadheid of rebellie. Enkel een vermoeidheid. Laat de Kerk maar doen, van die kant valt niets meer te verwachten. Als de Kerk het steeds opnieuw zo bij het foute eind kan hebben over zaken die mensen met eigen ogen kunnen zien en die zo belangrijk zijn voor henzelf en hun naasten, wat kan ze dan ooit te zeggen hebben over een werkelijkheid die veel minder eenvoudig tastbaar te maken is?
Dat mensen massaal afhaken is natuurlijk niet nieuw. Er is een tendens in sommige geledingen van de Kerk om daarbij te spreken over de ‘Kerk die niet moet toegeven aan de wereld’. De afgehaakten worden voorgesteld als generaties die zich, door onwetendheid of net bewust, zijn gaan richten op wereldse waarden die haaks staan op die van de Kerk. De Kerk moet daarom ook vooral niet luisteren naar deze afgehaakten, maar vasthouden aan de ethische regels die zij verkondigt in de verwoordingen die zij ervoor gekozen heeft. Deze aanvaarden is bovendien de enige manier om ‘katholiek’ te kunnen zijn. Meewarig wordt gesproken over het ‘geloof à la carte’ van diegenen die sommige opvattingen in vraag durven stellen. Desnoods, zo klinkt het, moet de Kerk zich maar terugplooien op zichzelf, met de laatsten die nog willen volgen. De kans dat zij ook maar iets te leren heeft van deze afgehaakten is in die visie onmogelijk.
Die visie is volgens mij een kapitale fout. Ze maakt immers in het beste geval een karikatuur van deze afgehaakten, en in het ergste geval verbeeldt zij in deze mensen een ideologische tegenstander die er simpelweg niet is. Ook in mijn eigen omgeving ken ik mensen die gelovig zijn of er alleszins niet afkerig tegenover staan. Maar die ook willen dat instellingen meer begaan zijn met slachtoffers van misbruik dan met de eigen reputatie. Die willen dat hun homoseksuele vrienden, kinderen of familieleden, net zoals zij dat kunnen, erkenning mogen vinden van het levenslange engagement dat zij, al dan niet voor God, tegenover hun partner aangaan. Die legitieme vragen stellen over de manier waarop over vrouwen en genderrollen gesproken wordt.
Zij komt mij over als een motie van wantrouwen tegen de kracht van de Blijde Boodschap
Zijn dit de wereldse waarden die volstrekt onverzoenbaar zijn met het christelijk geloof? De manier waarop sommigen in de Kerk deze vragen en bekommernissen wegzetten als een gevaar voor het geloof heeft mij altijd verbaasd. Zij komt mij over als een motie van wantrouwen tegen de kracht van de Blijde Boodschap. Tegen de diversiteit van het leven en de creativiteit van het menselijk bestaan. Een gebrek aan vertrouwen ook in het onderscheidingsvermogen van medegelovigen, zoals vrouwen en mensen uit de LGBTQ+-gemeenschap. Zij worden immers, net als wij allemaal, aangemoedigd in hun leven en in gebed op te zoek te gaan naar hun eigen roeping, maar de conclusies over de meest fundamentele, intieme en levengevende aspecten van hun leven worden a priori niet geloofd en aanvaard.
Kan de Kerk overleven als zij deze afgehaakten blijft karikaturiseren en negeren? Zeker wel, nog een hele tijd en langer ook. Maar het is mijn overtuiging dat ze hiermee niet enkel een steeds legere Kerk wordt, maar ook op cruciale punten een inhoudelijk armere zal zijn. In die diversiteit en creativiteit ligt immers ook een enorme kans om de christelijke boodschap op manieren te beleven die in vroegere tijden minder vanzelfsprekend of zelfs onmogelijk leken. In de – misschien nog even, tijdens trouwmissen en begrafenissen – volle kerken, maar ook ver daarbuiten, zoeken velen met en voor elkaar, in gebed en dagelijks engagement, hun weg. Op die weg vinden ook zij, in hun relaties, roepingen en dat engagement, God. De lege Kerk doet er goed aan de mogelijkheid open te laten dat ze aan deze mensen niet alleen iets essentieels te bieden heeft, maar misschien van hen, en voor haar eigen zelfverstaan, ook nog belangrijke dingen te leren heeft.