Pierre Teilhard de Chardin was jezuïet, paleontoloog en mysticus. Wie was hij? En waarom is zijn synthese tussen wetenschap en geloof van blijvende waarde?
Pierre Teilhard de Chardin is vooral bekend voor zijn overbrugging van de kloof tussen de evolutieleer en het scheppingsgeloof. Als paleontoloog verbleef hij twintig jaar in China, waar hij tot het onderzoeksteam behoorde dat in 1928 de Pekingmens (Sinanthropus Pekinensis) ontdekte. Zijn specialiteit was de studie van de schedelomvang en het brein van primaten en de evolutie hiervan naar de homo sapiens. Die studie had hem ervan overtuigd dat er een zekere gerichtheid zat in deze evolutie. Een dergelijke doelgerichtheid meende hij al aanwezig te zien in de overgang van anorganische stof naar plantaardig en biologisch leven, en van hieruit naar complexere organismen, met aan de top van de ladder de primaten en de met zelfbewustzijn begaafde mens
Evolutie, waardoor het hogere voortkomt uit het lagere, kan moeilijk verklaard worden door een louter externe sturing. Vandaar dat Teilhard teuggrijpt naar Gods immanente werking in de wereld. Ignatius’ Geestelijke Oefeningen hebben hem geleerd naar de dingen te kijken zoals ze door Gods kracht zichzelf zijn en groeien. Hij breidt dit inzicht uit door erop te wijzen dat de zelfoverstijging van de dingen naar steeds complexere leefvormen en tenslotte naar zelfbewustzijn wordt uitgelokt door de kosmische Christus. Dat is het grote punt aan de einder waarin het hele evolutionaire proces zal culmineren als in zijn voltooiing.
Teilhards visie op een doelgerichte evolutie is zowel zijn sterkte als zijn zwakte
Filosofisch sluit Teilhard aan bij de Franse filosoof Henri Bergson, voor wie de evolutie van materie naar geest gestuwd wordt door een ‘élan vital’ die van meet af aan een richting geeft aan het proces. Teilhard werkt dit verder uit door het verband aan te tonen tussen de groeiende complexiteit van de organismen en hun mogelijkheid een toenemende psychische interioriteit te ontwikkelen. Deze laatste is zowel het product van de groeiende organische complexiteit als de motor voor de verdere ontvouwing hiervan. Het universum neemt een almaar gepersonifieerder karakter aan; het lijkt voorbestemd een panorama van specifieke levensvormen voort te brengen, met als hoogtepunt de menselijke geest-in-materie, het evenbeeld van de God die zich in de kosmos incarneert.
In de boven gegeven schets vindt men Teilhards paleontologisch interesse terug: het nagaan van de ontwikkeling van de schedelomvang van primaten en de hieraan corresponderende werking van het brein. Dit verklaart zijn visionaire kijk op de connectie tussen groeiende organische complexiteit en toenemende psychisch interioriteit, die zijns inziens aan het hele evolutionaire proces een welbepaalde richting geeft.
Deze visie is zowel Teilhards sterkte als ook zijn zwakte. Vooral angelsaksische auteurs werpen op dat de paleontoloog zich te veel heeft laten leiden door de zegezekere doelgerichtheid in de geschiedenisfilosofie van continentale denkers als Hegel en Marx. Zij wijzen er op dat in Darwins analyse het toeval een veel grotere rol speelt. Specifieke evoluties in planten- en diersoorten zijn het gevolg van hun aanpassing aan het veranderende milieu: zoals klimaatwijziging of de afsplitsing van eilanden die de habitats wijzigen. Telkens heeft men te doen met onvoorziene omstandigheden die de soorten dwingen tot adaptatie, wat dan leidt tot ‘natuurlijke selectie’ en het erfelijke doorgeven van mutaties.
Toegegeven, Teilhards doorgedreven finaliteitsdenken kan onmogelijk de enorme variëteit van flora en fauna verklaren. Evenmin ontsnapt het aan de bekoring om de kosmos te versmallen tot onze planeet. Maar dit betekent geenzins dat wat hij zegt van geen tel meer zou zijn. Teilhard biedt een blijvende inspiratie, mits één storende premisse wegvalt.
Dit betekent geenzins dat wat hij zegt van geen tel meer zou zijn
Hedendaagse kosmologen onderstrepen de wisselwerking tussen wetmatigheid en toeval, en ze gaan ook verder terug in de tijd. Zij tonen aan dat de chemische elementen (koolstof, zuurstof en ijzer) die het biologische leven op aarde mogelijk maken, aangemaakt zijn door thermonucleaire verbrandingen in de sterren. Zij stellen dat de diverse formaties die zijn ontstaan – melkwegen, sterren met levensvatbare planeten en de biogenese zelf – mettertijd een specifieke gerichtheid aannemen, die als zodanig niet voorpelbaar was. Willen theologen de erfenis van Teilhard de Chardin voortzetten, dan moeten ze hiermee rekening houden. De evolutie van materie naar geest en het religieuze avontuur van de geest verschijnen als des te wonderbaarlijker, naarmate ze worden losgehaakt uit het keurslijf van de trefzekere finaliteit.
Luister ook: Mis over de wereld, een meditatie van Teilhard de Charin op Bidden Onderweg.