“Ik moet erkennen: soms heb ik stenen in mijn hand.” Een meditatie over Jezus en de overspelige vrouw – alsof je erbij was.
Jezus bevindt zich weer in de tempel van Jeruzalem. Er zijn veel mensen gekomen om naar hem te luisteren. Ik ook. Ik zie dat een vrouw wordt binnengebracht door de Schriftgeleerden en farizeeën. Ze is door hen betrapt op overspel. Als ik naar haar kijk voel ik me beschaamd en haar angst springt op mij over. Ik vraag me af: Waar is die man met wie ze vreemd is gegaan? Gaat hij vrijuit? In de wet staat toch dat beiden, man én vrouw, moeten worden gestraft?
De Schriftgeleerden en farizeeën vragen aan Jezus: “Volgens de wet van Mozes moet deze vrouw worden gestenigd. Wat vindt u daarvan?” Ik voel aan alles: Hier gebeurt iets! Hier gebeurt iets oneigenlijks. Het gaat niet om deze naamloze vrouw, die hier met kille verachting lijkt te worden omringd. Het gaat de Schriftgeleerden en farizeeën erom om Jezus klem te zetten. Deze vrouw is de steen waarover Jezus moet struikelen. Wat voor antwoord hij ook geeft: het zal reden zijn om hem onderuit te halen. Ik houd mijn adem in. Het wordt stil op het tempelplein, heel stil.
Wat Hij in het zand schrijft, zal door de wind worden weggevaagd
Dan zie ik Jezus bukken en iets in het zand schrijven. Het is niet te lezen. Ik zie alleen dat gebaar. In mijzelf buk ik mee en voel, dat als ik dat doe, ik het contact verbreek met alles wat buiten mij is op dat tempelplein. Zo herken ik het gebaar van Jezus als een gebaar wat hem in zichzelf doet keren. Het is het gebaar van iemand die naar binnen luistert. En wat hij daar vindt, schrijft hij vervolgens in het zand. En dat zal ook weer door de wind worden weggevaagd. Alsof hij daarmee zeggen wil: Niets is absoluut!
En dan, dan zegt hij die ene zin, die hij wellicht in zichzelf heeft afgelezen: “Wie zonder zonde is, werpe de eerste steen.” Jezus erkent de zonde. Het kwaad wordt niet verdoezeld. Maar door die woorden “wie zonder zonde is, werpe de eerste steen” merk ik dat ik bij mijzelf te rade ga. Hoe staat het er bij mij eigenlijk voor?
Jezus brengt mij in die heilige ruimte waar Gods wet is geschreven. In die ruimte waar je te maken hebt met heilige verontwaardiging als er onrecht gebeurt. Maar ook: waar je weet hebt van schuld als je zelf tegen die wet handelt, waar je weet dat je naliet antwoord te geven op Gods aanbod van liefde.
En opeens voel ik het: Hij schrijft in in hun geweten. Hij schrijft in in mijn geweten!
Jezus geeft geen vrijbrief, maar wel vrijspraak
Ik zie de Schriftgeleerden en farizeeën weglopen, nu zij zo door Jezus zijn aangesproken.
En de vrouw? Ik zie dat zij blijft staan: oog in oog met Hem. Ik zie hoe gespannen ze is, maar ze kijkt hem aan. Dappere vrouw! Ik hoor hem zeggen: “Ook ik veroordeel u niet. Ga naar huis en zondig niet meer.” Het dringt dieper tot mij door: Jezus ontkent de zonde niet. Ik begrijp: Hij oordeelt wel, maar hij veroordeelt niet. Hij geeft geen vrijbrief, maar wel vrijspraak! Ik zie haar gezicht zacht worden. Daar gaat ze! Vrij!
Als ik naar huis terugloop is het nog steeds in mij: Hij schrijft in in mijn geweten. Ik moet erkennen: soms heb ik stenen in mijn hand. Maar nu ik dit gezien heb, zie ik dat diezelfde handen, ja ook mijn handen in het zand kunnen schrijven. Én: alles verandert als ik de moed heb om oog in oog met Hem te staan met alles wat er is, goed en kwaad. Daar ga ik! Vrij!
Tineke Renkema-Boersma is psychotherapeut en geestelijk begeleider. Zij is lid van de gemeenschap De Hooge Berkt in Bergeijk.