
Philip Brinckman werkt bijna veertig jaar in het Vlaamse onderwijs. Als docent en directeur maar ook als adviseur voor de politiek. Hoe veranderde het onderwijs de afgelopen decennia? En slagen we er nog in om jongeren op te leiden voor een vruchtbaar leven?
Enkele dagen geleden kreeg ik een telefoontje: “Staat de vacature voor leraar nog altijd open?” Aan de lijn een enthousiaste vijftiger: “Ik heb geen pedagogisch diploma, maar ik heb heel wat kennis opgebouwd in de financiële wereld en wil die doorgeven omdat ik het ‘zwaar’ geld verdienen beu ben.” De kandidaat kreeg prompt een afspraak. Zou hij zich realiseren dat ook in het onderwijs niet aan invloed van het marktdenken te ontkomen valt?
Natuurlijk is niet alleen dit marktdenken verantwoordelijk voor de langzame ‘ont-scholing’ van het onderwijs. Er is ook de sociologische golf die menselijke gelijkwaardigheid verwart met cognitieve gelijkheid. Het postmodernisme en constructivisme hebben een vorm van nihilisme versterkt: niets is nog waar, dus ieder dan maar zijn waarheid. Er lijkt minder en minder eensgezindheid over wat nog de moeite van het doorgeven waard is.
De vermarkting, nivellering en vervreemding resulteert in een systematische aantasting van wat onderwijs zou kunnen en moeten zijn
De gevolgen zijn er naar: het westers onderwijs is “modieus” geworden: de recente hervormingen werden verkocht als moderniseringsgolven, dringend nodig om het ‘oubollige’ onderwijs bij de tijd te brengen. Wie lang genoeg op de klasvloer meedraait, herkent in dit narratief een verkapte vorm van vermarkting, nivellering en vervreemding die resulteert in een systematische aantasting van wat onderwijs zou kunnen en moeten zijn.
Een leerling schrijft zich in voor een vormings- en opleidingsprogramma. Een uitgekiende lessentabel en een duidelijk opvoedingsproject beogen een intellectuele, sociale, emotionele… vorming en groei. Zelf werd ik als zesdeklasser bijzonder gecharmeerd door de Broeders van Liefde en hun inzet voor onderwijs, hun sociaal beleid voor gehandicapten, psychiatrische zieken en hun engagement in de ‘missies’. Ik maakte een keuze voor de broederschool en werd er ondergedompeld in hun opvoedingsproject van “Deus Caritas Est”. Drie jaar later ging ik mee op kamp met mentaal gehandicapte kinderen.
De leerling van weleer werd een lerende. Deze kan zijn traject meer zelf kiezen. Hij krijgt bovendien de mogelijkheid om eerst van alles een beetje te proeven en zijn ‘uiteindelijke’ keuze zo lang mogelijk uit te stellen. Op zich misschien een goede zaak, maar nogal wat kinderen (en hun ouders) kiezen voor wat “leuk” oogt, wat weinig moeite kost of wat goed in de markt ligt en dus later financieel gehonoreerd wordt. De lessentabel van de lerende is meer divers dan die van de leerling. Het is een allegaartje en de verschillen tussen richtingen zijn verre van duidelijk en blijkbaar zonder gevolg. Heb je verkeerd gekozen? Geen nood, probeer zoals een consument gewoon iets anders. De brede eerste graad staat er immers garant voor dat het pas vanaf het derde jaar menens wordt. Dan wordt er voor veel vakken gewoon opnieuw begonnen. Zo gaat natuurlijk veel leertijd verloren.
“Als u meent mijn zoon toch straf te moeten geven, dan verwacht ik dat hij de toets fysica mag voorbereiden.”
Lerenden en hun ouders gedragen zich ook meer en meer als klanten. Ze bemoeien zich met de concrete schoolorganisatie, stellen bepaalde regels in vraag en reageren snel en brutaal als hun wensen niet worden ingewilligd. “Als u meent mijn zoon toch straf te moeten geven, dan verwacht ik dat hij de toets fysica mag voorbereiden.” Een voorbeeldje uit de voorbije week.
Schooltijd lijkt ook minder belangrijk te worden. Op lesdagen deelnemen aan allerlei activiteiten wordt vanzelfsprekend gevonden: inzwemmen voor het officiële kampioenschap, oma en opa voor hun vijftigste huwelijksverjaardag verrassen in Spanje, je vader begeleiden op businesstrip om je alvast in te werken, al voor de start van de vakantie vertrekken omdat de ticketprijzen dan goedkoper zijn. Allemaal voorbeelden van de voorbije weken. Soms verwachten ouders ook nog dat de afwezige zoon of dochter de lessen op bepaalde momenten toch nog online zou kunnen “meepikken”. Begrijpelijk dat veel leerkrachten de handdoek in de ring gooien. Ze lijken er steeds minder toe te doen.
De belevingseconomie is een miljardenbusiness: de vele reizen per jaar, de pretparken, de musicals en festivals, de culinaire weekendjes dichtbij of veraf…, maar ook de film- en game-industrie hebben onze zintuigen overprikkeld. Je wordt verleid om op zoek te gaan naar de ultieme beleving: zoek “The once in a lifetime experience”, roepen een aantal influencers de tieners toe. De kans is klein dat deze ervaring op school te krijgen is.
Scholen zijn niet ongevoelig voor de aantrekkingskracht van het beleven. De recente leerplannen zetten veel meer dan vroeger in op leuke vaardigheden en verwaarlozen teveel de noodzakelijke kennisopbouw.
De kunst van de directe instructie, dé didactische manier om nieuwe leerstof aan te brengen, is ver zoek
Ook de alom tegenwoordige, dure, veel te dikke invulboeken zitten vol met aardigheidjes. De meeste zijn een allegaartje van tekeningen, cartoons, foto’s (o.a. schermafbeeldingen van populaire games…). Teksten worden schuin afgedrukt op een drukke achtergrond, versierd met kleurige randen en vlaggetjes. Een beetje gespeeld, vroeg ik een klas of ze wisten waarom de makers een kleurenfoto van een barbiepop kozen bij het lesonderwerp over de verleden tijd? Ik barbiede of ik heb gebarbieded? Een pientere jongen zei: “Omdat ze denken dat wij dat leuk vinden?” De nagel op de kop. De theoretische onderbouw van bijvoorbeeld zins- en woordleer vind je verspreid en verknipt tussen illustraties, ansichtkaarten, dagboekfragmenten, aankoopformulieren… Eerst een leuk prentje in de hoop dat de leerlingen de regels zelf kunnen (uit)vinden. De kunst van de directe instructie, dé didactische manier om nieuwe leerstof aan te brengen, is ver zoek.
Ook laptops, tablets, iPads hebben de jongste jaren vele scholen veroverd, vaak zonder ernstig onderbouwde pedagogische visie. Het geld moet rollen en je wilt met de tijd meegaan. Er werd weinig stilgestaan bij de nevenkosten. Tieners achter een laptop klikken vaker weg, hebben een kortere aandachtsboog, niet alleen in de klas, maar uiteraard ook thuis. Kwetsbare kinderen bij wie de nodige sturing ontbreekt, zijn de dupe van dit soort marktpraatjes. Nu de helft van de leerlingen opgezadeld zit met digitale leermiddelen, verschijnen studies dat met de hand schrijven het leerproces versterkt. Een beetje tragisch, toch?
Aan de basis van de minimumdoelen in het Vlaamse secundair onderwijs liggen zestien sleutelcompetenties die ‘door bevraging van de maatschappij’ tot stand gekomen zijn. Alles wat nuttig kan zijn om maatschappelijk mee te draaien, verdient een plaats in het curriculum. Voor de aanpak van vele maatschappelijke problemen wordt meteen richting school gekeken (vapen, gamen, obesitas, radicalisering…). Scholen moeten de thema’s opnemen in lessen en projecten om de gevaren te belichten. Veel te weinig hoor je dat (groot)ouders, de jeugdbeweging, de industrie of de politici ook hun verantwoordelijkheid moeten nemen.
Kritisch denken lukt enkel als je voldoende kennis hebt opgebouwd
Door de overvloed blijft er te weinig tijd om (basis)kennis in te oefenen en worden er heel wat vaardigheden aangebracht zonder dat de nodige voorkennis verankerd en echt verworven is. Kritisch denken, dat toch hoog in het vaandel staat, lukt enkel als je voldoende kennis hebt opgebouwd. Belangrijk genoeg dus om scholen hiertoe de nodige tijd en ruimte te gunnen.
Hoe kan de school van de toekomst er dan het best uitzien? Kunnen we ons bevrijden van het juk van het marktdenken? Moeten we gewoon terug naar vroeger? Zeer zeker niet. De oude recepten werken niet in de complexere, meer diverse onderwijsrealiteit.
“Houden we nog genoeg van onze kinderen om ze nog te durven onderdompelen in onze cultuur?”
Wat zeker is: een school moet een vrije ruimte blijven, een scholè, waar kinderen vrij van maatschappelijke druk het goede uit het verleden aangeleerd krijgen zodat ze later op hun beurt beter de toekomst mee vorm kunnen geven. We moeten dan wel durven inzetten op het fundament van elke scholing en dat is leren en onderwijzen: gemotiveerde en onderlegde volwassenen onderwijzen wat waardevol is aan een jongere generatie die leert om er later het hare mee te doen. “Houden we nog genoeg van onze kinderen om ze nog te durven onderdompelen in onze cultuur?” schreef Hannah Arendt al in de jaren vijftig.
We moeten de overgeleverde en betrouwbare kennis die onze soort, de Homo sapiens al 200.000 jaar lang opgebouwd heeft, terug een podiumplaats geven. Kinderen hebben recht op de nodige tijd en hulp om zich deze kennis, het wat én het hoe, eigen te maken.
Foto door Kenny Eliason via Unsplash
Philip Brinckman werkt sinds 1986 in het Sint-Jozefcollege in Turnhout, vanaf 1990 in een directiefunctie. Hij was voorzitter van de Vlaamse commissie Beter Onderwijs die in 2021 een lijvig rapport publiceerde met concrete adviezen . In 1983 stond hij mee aan de wieg van de kinder- en jongerenwerking ’t Leebeekje in de wijk Nieuw-Gent.