Goed buitenlandbeleid kan het religieuze middenveld in andere landen niet negeren, zo realiseert het State Department van minister John Kerry zich door schade en schande. Europa volgt inmiddels het Amerikaanse voorbeeld.
Pas geleden is in America Magazine een bijdrage verschenen van de hand van John Kerry. Ja, van die John Kerry, ooit Amerikaans senator en presidentskandidaat, thans ‘Secretary of State’, minister van Buitenlandse Zaken. Dat zullen de Amerikaanse jezuïeten vast erg vleiend hebben gevonden. Het is waar dat hun America een tijdschrift is met naam en faam in de katholieke wereld. Het is ook waar dat John Kerry een overtuigde katholiek is. Hij heeft onder meer bij de jezuïeten in Boston College gestudeerd. Niet ongehoord dat uitgerekend die man zijn medewerking aan America heeft verleend.
Interessanter dan de personalia van deze vooraanstaande medewerker is de inhoud van zijn bijdrage. Het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken (State Department) heeft, dikwijls tot zijn schade en schande, moeten ervaren dat het in de huidige wereld niet doeltreffend tussenbeide kan komen zonder vertrouwd te zijn met de religieuze tradities en de religieuze groeperingen in de verschillende landen, in de islamitische maar ook in andere.
Dat religie tot de privé-sfeer behoort is een werkelijkheidsvreemde opvatting
Het is onverantwoord deze groepen te negeren. Ook al zouden aanhangers van een achterhaalde opvatting over de scheiding tussen kerk en staat dat willen volhouden. Zij menen immers dat religie en religieuze organisaties tot de privé-sfeer behoren en geen invloed mogen hebben in het publieke leven. Maar dat is een werkelijkheidsvreemde opvatting.
In werkelijkheid hebben religieuze pressiegroepen zich gemengd in vele debatten, onlangs nog in het debat over de klimaatopwarming. Of mag je in Laudato Si niet de stem horen van een pressiegroep? Ook waren er religieuze stemmen te horen betreffende de problemen van de vluchtelingen, van de mensenrechten enzovoort. Zij werpen zich op als opinieleiders met invloed en dat is maar goed ook. Want over het algemeen tonen zij zich voorstanders van de ethische ‘gulden regel’ en ze staan dus volgens Kerry aan de goede kant.
Dat is weliswaar niet altijd het geval. Maar dat mag ons er niet toe verleiden deze opinieleiders rudimentair op te delen in ‘de goeden’ en ‘de slechten’. Natuurlijk moet een Minister van Buitenlandse zaken oog hebben voor religieuze leiders die geweld prediken. Maar belangrijker dan het uitspreken van een oordeel is te kunnen spreken met alle religieuze actoren die enig gewicht in de schaal werpen. Eerst het gesprek, pas daarna, zo nodig, de veroordeling.
Om dat gesprek te kunnen voeren en te kunnen volhouden is een grondige kennis van zaken nodig, onder meer van de cultuur en van het taaleigen van de religieuze leiders. Maar dergelijke deskundigen zijn zeldzaam. Zij waren ook te zeldzaam in het State Department, zo geeft John Kerry toe. Hij zelf had er beter aan gedaan in zijn alma mater, Yale University, vergelijkende godsdienstwetenschappen te studeren dan politiek wetenschappen.
Miskenning van het religieuze middenveld kan schade aanrichten
Kerry is echter van zins dat tekort aan te vullen. In 2013 richtte hij in zijn ministerie de ‘Office of Religion and Global Affairs’ op met de opdracht het inzicht in, en de omgang met, de religieuze actoren te verdiepen en te verfijnen. Als dat ‘office’ vroeger had bestaan en meer bestendige contacten had onderhouden, had men wellicht tragische gebeurtenissen zoals de Iraanse revolutie van Khomeini kunnen vermijden.
Al vroeger werden de gevolgen van culturele ongeletterdheid pakkend beschreven in de roman van Graham Greene, The Quiet American. De geschiedenis van de kolonisatie biedt nog meer realistische voorbeelden van de schade die een miskenning van het culturele en religieuze middenveld in andere landen kan aanrichten. Aan dat tekort wordt voortaan verholpen. Dit ‘office’ is pas twee jaren oud, maar heeft reeds ontmoetingen belegd met meer dan duizend religieuze leiders uit vijf werelddelen en uit vele religieuze tradities.
Het buitenlands beleid, zo leren wij uit de bijdrage van Kerry, blijft niet langer beperkt tot de betrekkingen tussen regeringen. Het vereist ook gesprekken met economische en sociale belangengroepen. Wat we al wisten. Het vereist ook volgehouden relaties met vertegenwoordigers van religieuze tradities. Wat velen nog niet wisten. Bij ons is de Europese Commissie tot dezelfde conclusie gekomen. Ook zij heeft enkele jaren geleden de relaties met de religieuze leiders sterker georganiseerd. Nee, alvast op het punt van de diplomatieke betrekkingen is de secularisatie nog niet voor morgen.