Aan de vooravond van een wereldoorlog maakte de Belgische kunstenaar Rik Wouters een beeld dat het uitschreeuwt van plezier. Een overweging over vreugde in verwarrende tijden.
Vandaag wil ik even stilstaan bij het beeld Het zotte geweld (1912) van Rik Wouters. Nou ja, stilstaan… Wie kan dat bij zo’n sprekend beeld, zonder dat iets vanbinnen begint mee te dansen? Uit klei werd dit lachende leven geboren, deze dansende Nel, zijn eeuwige muze, maar voor de danspas vond de kunstenaar inspiratie bij de Amerikaanse ballerina Isadora Duncan. Het beeld is al meer dan een eeuw oud en toch blijft het krachtiger dan ooit. Misschien zeker vandaag, wanneer zoveel stemmen en krachten het tegendeel willen bewijzen.
Rik Wouters (1882-1916), Het zotte geweld, 1912. Middelheimpark, Antwerpen.
Het is zo’n heerlijk beeld van de postmoderne mens. Zwierige uitbundigheid, wulpse erotiek, wilde hartstocht, die onbeschaamde vrijheid, dat explosieve levensgenot, die argeloze, onbevangen naaktheid, die geestdriftige levensvreugde, die vrijgevochten emancipatie en dat extatische now or never-kickgevoel. Toch alles wat een postmodern hart verlangt: momentaan hedonistisch plezier. Tot in de toppen van je tenen tintelen van genot. Het uitschreeuwen van pret. Je eens lekker laten gaan, alle remmen los. Ja, wat is ze mooi, die Nel. Een schoonheid die er dik opligt en toch van binnen komt. Van binnen uutwaert, wist de zalige Jan van Ruusbroec.
Zot, naïef geweld: zo legt zij onze zotheid bloot
Er zit iets diepmenselijk in dat verlangen. En dan kan het niet anders of het heeft met God van doen. Uiteraard kun je dingen niet over één kam scheren en gelijkstellen. Een diepmenselijk verlangen kan georiënteerd of geperverteerd worden. Typisch postmodern is ook de richting kwijt zijn. En dan is het makkelijk om de richting te volgen die je lichaam je voorschrijft. Als je je geestelijk tot niets meer aangetrokken voelt laat je je toch gewoon voortdrijven op lichamelijke aantrekking. Maar hier geeft iets anders richting. Van binnen uutwaert.
Zij is één. Zij is heel. Zij is. Zij is één met zichzelf, met de wereld, met haar liefde, haar verlangen, met de grond van haar bestaan. Zij danst, huppelt, groeit, neemt uitbundig plaats in die wereld. Tussen hemel en aarde. Zot, naïef geweld: zo legt zij onze zotheid bloot. En dat doet ons geweld aan. Zij ziet. Heeft haar ogen dicht maar ziet, van binnen uit, en begrijpt. En lacht haar schaterlach.
Vandaag wil ik bidden bij Nel, dat zotte geweld dat zo bij Rik Wouters hoorde. Er komen dan bij mij zinnen op die ik bij Ruusbroec las:
De ongemeten vlam der minne Gods verteert en verslindt al wat zij vatten kan in haar Zelfheid. Zo zult gij merken, dat de intrekkende Eenheid niets anders is dan de grondeloze Minne, die de Vader en de Zoon en al wie in Hem leeft minnelijk intrekt in een eeuwig genieten.
Eeuwig genieten… dat is toch ook een postmodern manifest! Ruusbroec voegt er nog aan toe: “Dat dit werkelijk zo is, kan men alleen bij ervaring weten, anders niet. […] En wie anders meent of gelooft, vergist zich.” Ruusbroec heeft het ook over de ‘onstuimigheid van de liefde’ en over het ‘branden’ van verlangen: “Zo dan zijn wij in onszelf arm, en in God rijk; in onszelf hongerig en dorstig, en in God dronken en verzadigd.” Die onstuimigheid, die verslindende vlam, die dronken verzadiging, al dat zot geweld: wij herkennen het!
Weinig kunstwerken, op de vooravond van een wereldoorlog, zetten zo scherp de pure, onschuldige, onbevangen, ongewone, ongedwongen, onaangekondigde, onverwachte, onredelijke, haast ongeoorloofde vreugde in de verf.
Dit beeld verwoordt precies wat Ignatius van Loyola bedoelt met ‘geestelijke vertroosting’. Vertroosting is een ‘innerlijke beweging’ die doet ‘ontvlammen in liefde’, merkt Ignatius op in zijn Geestelijke Oefeningen. In dit beeld zien wij die innerlijke beweging veruitwendigd. Zij wordt één en al vlam die andere vuren aansteekt. Aanstekelijk als zij is, brandt zij niet alleen op. De kunstenaar heeft heel zijn, haar, onze mensheid er in gelegd. Wij herkennen haar in het breken van de sleur (vgl. Lc 24). Niets van “wat op het aardoppervlak geschapen is” kan haar nog schelen. Bloot, maar niet broos, is zij onverschillig geworden aan alles rondom haar. Het enige wat nog telt is vlam te zijn.