
“Een kabinet dat er nooit had moeten komen”. Het is wat gemakkelijk gezegd, een maand na de val van dit kabinet, Maar ik vond deze zin in mijn aantekeningen van begin juli vorig jaar, kort na de vorming van het kabinet Schoof.
Waarom reageerde ik zo negatief over de komst van een kabinet, dat toch (zoals toen werd gezegd) “de stem van het volk” vertegenwoordigde?
Ik zie een drietal weeffouten van het begin.
In de eerste plaats was dat de rol van de PVV. Deze partij werd opgericht in 2006 en wellicht zag toen nog (bijna) niemand dat deze nog ooit belangrijk kon worden in het politieke spectrum van Nederland. Statutair heeft de partij maar één lid, de oprichter Geert Wilders. Zo’n autocratische partij, waarin alles door één persoon wordt beslist – tot programma en kandidatenlijst toe – had natuurlijk geweigerd moeten worden in het democratisch bestel van ons land. Toen had het nog gekund.
Opeens betekende een stem op Wilders een stem voor de macht
De partij boekte haar eerste succesje in 2010, toen ze “gedoogsteun” mocht geven aan het eerste kabinet Rutte in ruil voor de opname van een aantal van haar beleidspunten in het regeringsprogramma. In 2012 trok Wilders (hij was de PVV) zich terug, omdat hij geen medeverantwoordelijkheid wilde nemen voor de oplossing van moeilijke financiële problemen. Dit tot groot ongenoegen van Mark Rutte, die zwoer dat de PVV nooit meer tot welke vorm van coalitie dan ook zou worden toegelaten. Daarmee betekende in het vervolg elke stem op Wilders een stem op politieke machteloosheid.
Dit veranderde na de val van het vierde kabinet Rutte in 2024, toen de nieuwe partijleidster van de VVD (de partij van Mark Rutte) de deur openzette voor een hernieuwde politieke samenwerking met de PVV. Opeens betekende een stem op Wilders een stem voor de macht en dit werd in de campagne door Wilders dankbaar gebruikt.
Het gevolg was dat bij de verkiezingen van november 2023 de PVV de grootste partij werd en dit ten koste van de VVD. Wilders kon daarmee het voortouw nemen voor de vorming van een nieuw kabinet. Mark Rutte zal het met lede ogen hebben aangezien.
Het tweede probleem diende zich toen meteen aan: welke partijen willen met Wilders in een kabinet? Behalve de PVV waren er nog twee “groeiers”: de BBB (de partij die vooral opkomt voor de belangen van de boeren) en NSC (“Nieuw Sociaal Contract”) van Pieter Omtzigt, dat vooral een vernieuwing van het politieke stelsel en de politieke mores beoogde. Elk van deze drie partijen won stemmen door zich af te zetten tegen de vier kabinetten Rutte, die in wisselende samenstelling het politieke toneel vijftien jaar lang hadden bepaald. De uitslag van deze verkiezing en de vorming van deze coalitie was dus “de Wil van het Volk”. De VVD sloot zich bij dit drietal aan, ondanks of dank zij hun zetelverlies, omdat zij hoopten met deze rechtse coalitie het “meest rechtse kabinet van Nederland” te vormen, een kreet die overigens ook al gebruikt was bij de vorming van het eerste kabinet Rutte (met gedoogsteun van de PVV). Het leek logisch de keuze van deze vier partijen (ook al hadden ze samen geen meerderheid in de Eerste Kamer). Een probleem was echter, dat achter “rechts” wel een aantal verschillen schuil gingen. Voor de VVD betekende “rechts” meer vrijheid en subsidie voor het bedrijfsleven, voor de BBB het verwijderen van alle belemmeringen voor (de groei van) de veestapel, voor Wilders meer prioriteit en geld voor de “gewone burger”, voor NSC een versterken en verbeteren van de democratie.
In feite werd het gezamenlijk programma een optelsom van verlangens en beloften
Bij een “normale” coalitievorming is het zaak de programma’s van partijen naast elkaar te leggen en lang te praten over mogelijke compromissen, waarin ieder bereid is iets van de eigen programmapunten te verzachten of op te geven. Dat gebeurde hier dus niet, wellicht ook omdat drie van de vier partijen hierin geen ervaring hadden. In feite werd het gezamenlijk programma een optelsom van verlangens en beloften, waarbij alleen de meest extreme punten van Wilders voor even “in de ijskast” werden gezet (zoals hij zelf formuleerde). Zoekend naar gezamenlijkheid vonden ze het asielvraagstuk, waarop sterk werd getamboereerd, maar met een onbekwame en onhandige door Wilders gedropte minister. Er lag dus geen goed onderbouwd regeringsprogramma.
En zo kom ik op het derde probleem: hoe wordt tegemoet gekomen aan de standpunten van de NSC rond politieke vernieuwing? De NSC wilde liefst een “extraparlementair kabinet”, bemenst met deskundigen, dat op basis van enkele hoofdlijnen (geschreven door partijen die bereid waren een dergelijk kabinet te steunen) een regeerprogramma zou schrijven en uitvoeren. Dit laatste natuurlijk gecontroleerd door het parlement, dat de besluiten moet nemen. In beginsel werd dit principe geaccepteerd, hoewel Wilders (minstens formeel) protesteerde omdat hij zo geen premier kon worden.
Wilders kon het niet laten zijn “eigen” ministers tegen aanvallen uit andere partijen te beschermen en tegen anderen ook op details uit te vallen
Dit is echter maar ten dele gelukt. In elk geval kon Wilders het niet laten zijn “eigen” ministers tegen aanvallen uit andere partijen te beschermen en tegen anderen ook op details uit te vallen. De door hem aangezochte premier van buiten de politiek werd meteen in het begin al door hem uitgemaakt voor “slappe hap”.
Deze drie weeffouten maakten het kabinet vanaf het begin al tot een machteloos en intern verdeeld geheel, waarvan het einde al verschillende keren eerder werd aangekondigd. Maar geen van de coalitiepartijen durfde een nieuwe verkiezing aan en daardoor werden telkens weer de plooien gladgestreken. Tot Wilders dacht dat zijn tijd gekomen was. Hij legde tien nieuwe (en gedeeltelijk onuitvoerbare) eisen over een nog strenger asielbeleid op tafel en eiste dat de andere coalitiepartijen die integraal ondertekenden. Toen ze daarover aarzelden, besloot hij (en hij alleen) de steun aan het kabinet te beëindigen en “zijn” ministers er uit terug te trekken.
Zo was het einde van dit kabinet even theatraal en autocratisch als het begin ervan, een speelbal in de handen van Wilders
Geen echte val van het kabinet, waar de spanning tussen Kamer en Regering uiteindelijk tot een motie van wantrouwen leidt.
Zo was het einde van dit kabinet even theatraal en autocratisch als het begin ervan, een speelbal in de handen van Wilders, een kabinet dat er van hem even mocht zijn, en dat er naar mijn overtuiging nooit had moeten komen.
Beeld: Valerie Kuypers / rijksoverheid.nl