In films, tv-series en boeken is hij onverminderd populair: de detective. Wel maakte de speurneus een veelzeggende metamorfose door, zo merkt Guido Dierickx op.
Iedere tijd schept zich zijn typische helden. In aristocratische samenlevingen waren dat vooral militaire helden die hun volk verdedigden tegen buiten- en binnenlandse vijanden. Zoals Ivanhoe van Walter Scott en, bij ons, de Leeuw van Vlaanderen van Hendrik Conscience. In meer burgerlijke tijden wordt die rol overgenomen door de politieman of de detective.
De detective trad op het voorplan rond het midden van de negentiende eeuw in de verhalen van Wilkie Collins (The Moonstone) en Edgar Allan Poe. Waarom toen? Omdat een dergelijke held het zich kon veroorloven om indiscreet te zijn in een grootschalige, anonieme samenleving. Omdat zo’n speurneus mensen kon verhoren, liefst in hogere kringen, die voor anderen ontoegankelijk waren. Omdat die achter de gordijnen kon kijken van burgerlijke woningen die zo veel geheimen konden verbergen.
De klassieke detective: David Suchet als Hercule Poirot.
Die generatie speurders viel op door hun intelligentie, niet door hun fysieke kracht of moed. Zoals Hercule Poirot en commissaris Maigret konden zij het oord van de misdaad van op veilige afstand observeren om dan onder de verdachten trefzeker de misdadiger aan te wijzen. Dat was de tijd toen de samenleving nog goed geordend leek. Weliswaar moest er hier en daar een rotte appel in de mand te vinden zijn, maar die eruit halen vroeg aan Poirot niet al te veel moeite. De orde kon even verstoord worden maar werd gauw hersteld. Gelukkige tijden waren dat.
Hoe anders de rol van de politieman in de hedendaagse populaire cultuur, in de verhalen op papier en op het scherm. Hij moet het niet langer opnemen tegen individuele misdadigers, maar tegen samenzweringen die hun wortels diep in de samenleving hebben, in het criminele milieu, maar ook in het politieke milieu, in het economische milieu, in milieus die voortdurend nieuwe samenzweringen genereren. Zoals een stripfiguur het ooit zegde: “Er zijn geen dieven meer, de mensen stelen zelf.” Zijn overwinning van de held zal nooit definitief en nooit volledig zijn. En dat weet hij. Zoals de Herakles in de Griekse mythe strijdt hij tegen een monster met zeven koppen die bijgroeien zodra hij ze afhakt.
De hedendaagse getormenteerde detective: Mark Wahlberg in Max Payne (2008).
De politieman van onze tijd is een ware held omdat hij dergelijke vijanden aandurft. Seriemoordenaars, terroristen. Boosdoeners die op de samenleving wegen door de misdaden die zij begaan en nog meer door de misdaden waarmee zij dreigen. Hij moet onder ogen zien wat anderen niet durven en niet willen zien. Hij waagt zich telkens weer in de hel en dat hoewel hij de last van grote eigen zwakheden moet dragen. Hij wordt geplaagd door de trauma’s van zijn jeugd. Hij wordt tegengewerkt door zijn oversten en door vele van zijn collega’s. Hij staat voor morele dilemma’s die anderen uit de weg kunnen gaan. Bovendien heeft de stress van zijn heldenrol nare gevolgen. Hij is verslaafd aan alcohol en dies meer. Hij kan hij niet rekenen op de steun van een normaal gezinsleven want hij heeft een moeilijke verhouding met zijn geliefden. Zeker is hij enkel van de brutale weerstand van zijn vijanden. De typische held van onze tijd is eigenlijk meer dan een held, hij is een martelaar.
Hoe houdt hij het vol? Die onvermijdelijke vraag wordt door de schrijvers liever opengelaten. Vindt de held na afloop zijn evenwicht terug aan een tafeltje met een goede pint bier? In de armen van een geliefde? In het bewustzijn toch even iets goeds gedaan te hebben? Nee, er valt niet veel troost te rapen voor een martelaar, geteisterd als hij is door de wereld waarin hij zich moet wagen. Van een dieper religieus bewustzijn waaruit hij kracht zou kunnen putten wordt in die verhalen zelden of nooit gewag gemaakt. Liever nog de held laten verzinken in bitterheid en cynisme.
De alledaagse speurder: Frances McDormand in Fargo (1996).
Waarom? Het is te vrezen dat onze hedendaagse politieverhalen in de regel getuigen van een diep cultuurpessimisme. Ik ken één merkwaardige uitzondering. In de film Fargo van de gebroeders Coen is de heldin een gelukkig getrouwde, hoogzwangere politiechef die te maken krijgt met een stel moreel totaal misvormde misdadigers. Zij kan nauwelijks geloven dat zoiets mogelijk is, “voor een beetje geld”. Voor haar is de deugd vanzelfsprekend en niet de ondeugd. Zij leeft dan ook in het verre, landelijke en voorlopig nog ongerepte deel van Minnesota.