
Wat doorgaat voor normaal, kan binnen een mensenleven veranderen. Jan Stuyt sj ervaart het aan den lijve.
Enkele weken geleden had ik ingetekend op een dagje natuur in het Amsterdamse Bos. We zouden met een gids gaan kijken naar vogeltjes, nestkastjes en sporen van allerlei dieren. Het beloofde een mooie middag te worden, en dat werd het ook. Maar na afloop was ik uitgeteld.
Met een groep van twaalf mensen verzamelden we ons met onze fietsen bij het vertrekpunt. De gidsen bleken twee medewerkers van het Bos van eind twintig, begin dertig. De deelnemers hadden verschillende leeftijden. Wat bleek: er waren vier mensen met een gewone fiets met mensaandrijving. Acht anderen en de twee jonge gidsen hadden allemaal een elektrische fiets. De vier fietsers zonder accu waren net als ik boven de 65. Het werd voor ons vieren een middag hard trappen, en uitkijken dat je niet achterop raakt.
Je wordt als fietser met trapkracht langzaam uitgefaseerd, zo voelt dat dan.
Is elektrisch fietsen de norm aan het worden, en de gewone fiets de uitzondering? Het viel me bij toerfietsen in Brabant tien jaar geleden al op dat de meerderheid van de fietsers om me heen een accu in hun frame of bagagedrager hadden. Je wordt als fietser met trapkracht langzaam uitgefaseerd, zo voelt dat dan.
Onlangs vonden we in onze Amsterdamse Krijtbergkerk een klein formaat internationaal paspoort. Misschien uit de portemonnee gevallen bij het aansteken van een kaarsje. Het was een Amerikaanse ID-kaart voor een in Irak geboren mijnheer die woont in België, dat was duidelijk. Misschien is het voor zo iemand wel moeilijker geworden onder Trump om een nieuw identiteitsbewijs te krijgen, dus ik ging actief op zoek.
Eerst de naam opgezocht op internet, Facebook en Linkedin. Geen resultaat. Dan maar inleveren. Maar waar doe je dat? Niet bij de Amsterdamse politie. De gemeente verwijst je naar een website . Als je daar invult dat je een identiteitsbewijs hebt gevonden komt er een pop-up: niet bij ons melden.
Nu woon ik maar tien minuten fietsen van het Amerikaanse consulaat, en die gaan over paspoorten en ID-cards. Ik maakte een mooie brief: mijn naam en adres, tijdstip en plaats van vinden, paspoort erop geplakt en op de fiets naar het consulaat aan het Museumplein. Met een fijn gevoel van binnen, wat doe ik mooi mijn burgerplicht.
Ze kijken me aan alsof ik ontsnapt ben uit Jurassic Park. “A letter?”
Het consulaat is een fort met zichtbare en onzichtbare bewaking. En geen brievenbus te zien. Wel een ingang met een sluis met kogelvrij glas en een wapendetectiepoortje. En veel bewakers. Ik naar de deur. Aanmelden. “What are you here for?” Niemand spreekt Nederlands, net als bij ilost.co moet dat in het Engels. “Ik kom een brief afgeven”. Ze kijken me aan alsof ik ontsnapt ben uit Jurassic Park. “A letter?” “Yes, a paper letter.” “We have to ask the supervisor.”
Het duurt geruime tijd voordat de leidinggevende gevonden is. Ik moest buiten op straat wachten. Hij spreekt zowaar Nederlands. “Wát wilt u? Een brief afgeven? Dáár hebben we geen protocol voor.” Ik leg uit dat het een paspoort is, dat is gevonden. Dan moet ik de brief uit de enveloppe halen, tegen het licht houden, de enveloppe onderste boven uitschudden. “Nou vooruit, we maken voor u een uitzondering. We zullen deze brief deze keer aannemen, maar als u nog eens komt, doen we dat geen tweede keer.”
Ik voelde me een gevaarlijke terrorist toen ik voorzichtig mijn fiets opzocht, die ik natuurlijk honderden meters verder had moeten parkeren.
Foto door Denise Jans via Unsplash