De vrede is er broos, de economie zit aan de grond. “De mensen delen in een soort collectieve depressie.” Een ervaringsbericht uit Zuid-Soedan.
Eerder dit jaar reisde ik naar Zuid-Soedan om als consultant op te treden van de Jesuit Refugee Service (JRS). Bij mijn aankomst op de kleine vlieghaven van Yambio viel me vooral de stilte op. Dat is in Afrikaanse vlieghavens, hoe klein ook, niet gewoon. Er valt wel altijd iets te beleven of iets te verhandelen. Hier blijkbaar niet. Ik kreeg vlug mijn bagage en visum, mijn paspoort werd zwijgend afgestempeld. Geen vragen, geen fooien, geen gewichtigdoenerij. Weinig mensen op straat.
De armoede hangt als een loden koepel over Zuid-Soedan
Mijn contactpersoon van de JRS wist waarom. De meerderheid van de jonge mannen hield zich verborgen in de bossen rond Yambio. Sommigen om aan de legerdienst te ontsnappen, anderen om zich te trainen voor een eventuele oorlog. Vooral buiten het blikveld van de soldaten blijven en je niet te ver buiten de stad wagen, zei hij, behalve als je de scholen gaat bezoeken. Eenzelfde waakzaamheid was te merken toen we het domein van de JRS binnenreden. De wachter opende pas het hek nadat hij de zekerheid had dat het de wagen van de JRS was die voor de poort stond.
Net voor de onafhankelijkheid van Zuid-Soedan was de sfeer totaal anders. Vrouwen bewerkten het land, de dorpen waren vol leven, er werd gewinkeld en verhandeld. ‘s Morgens zeer vroeg was er al veel volk op de been. De gezangen in de misvieringen klonken opgewekt. De euforie van de nakende onafhankelijkheid, de charismatische leiding van John Garang (1945-2005) en het vooruitzicht op een eigen staat waren bezielend.
Maar de euforie verstomde vlug. John Garang kwam kort na de onafhankelijkheid om bij een vliegtuigongeval en zijn opvolging was niet vanzelfsprekend. Oude tegenstellingen kwamen naar boven en gaven aanleiding tot gewelddadige incidenten. Het begin van een gruwelijke burgeroorlog met een etnisch tintje: tussen vooral de Dinka en de Nuer. Naar ruwe schatting zijn 2,2 miljoen mensen gevlucht, een deel naar de Centraal Afrikaanse Republiek, anderen naar Oeganda. Nog anderen kwamen van de regen in de drop toen ze de grens naar de Democratische Republiek van Congo overstaken. Daar hadden zij de Lord’s Resistance Army te vrezen, berucht voor zijn kindsoldaten, voor zijn slavenhandel en voor nog andere wreedheden. Zowat 60 verschillende etnische groepen moesten nu voor het eerst met elkaar samenleven in vluchtelingenkampen.
Na een tienjarige burgeroorlog werd uiteindelijk, in 2015, een broos akkoord gesloten onder druk van de VN. In dat akkoord één zwakke schakel: de soldaten van beide kemphanen, Kiir en Machar, zouden fusioneren in één nationaal leger. De schatkist was leeg door de oorlog en de economie zat aan de grond. Zuid-Soedan heeft nochtans grote petroleumvoorraden maar met de huidige olieprijs levert dat weinig op. De munt is praktisch waardeloos, de ambtenaren worden niet betaald en op buitenlandse investeringen moet de jonge natie niet rekenen.
Meer dan 90% van de kinderen verlaat vroegtijdig de school
De armoede hangt als een loden koepel over het land. Ze is een manier van leven geworden. Je bent blij dat je een brood kunt bakken en, als je het iets beter hebt, dat je nog een kip kunt klaarmaken op zondag. Drinkbaar water is een luxe. De mensen delen in een soort collectieve depressie.
De oorlog zelf is wreed, maar de gevolgen van de oorlog zijn dat ook. Dat heb ik opnieuw ervaren tijdens mijn verblijf in Yambio waar ik gedurende een maand de scholen bezocht. De gesprekken met de scholieren gaven mij een concreter beeld van de trieste armoede waarin die kinderen leven. Bijvoorbeeld: veel meisjes verlaten vroegtijdig de school. De redenen zijn gekend. Voor een meisje van 14 is het helemaal niet uitzonderlijk zwanger te zijn.
In veel gezinnen zijn gedwongen huwelijken nog altijd de regel en een middel tegen de armoede. De schoolgang ligt daar dan ook zeer laag. Volgens UNICEF gaan 52,4% van de jongens en 47,6% van de meisjes naar de lagere school. Maar wat misschien meer tot de verbeelding spreekt : op 1,3 miljoen kinderen beginnen iets minder dan 400.000 het eerste schooljaar en slechts 33.000 beëindigen de lagere school. Er zijn dus meer dan 90% vroegtijdige schoolverlaters.
JRS onderneemt ook acties op lange termijn door het bezorgen van studiebeurzen voor het volgen van een lerarenopleiding. Dat is broodnodig. Amper 40% van de leraren heeft een leraarsdiploma. De overige 60% is een mix van vrijwilligers met slechts een diploma van secundair of lager onderwijs.
Als twee olifanten vechten vertrappelen ze het gras
De catechisten zijn de enigen die in tijden van vlucht, moord, verkrachting en plundering de mensen samenhouden en hoop geven, ook in Yambio. Bisschop Eduardo, vroeger zelf directeur van een school in een vluchtelingenkamp, houdt samen met zijn religieuzen de vlam van de hoop brandend met werken van barmhartigheid.
Op 9 juli zou Zuid Soedan zijn vijfjarig bestaan vieren. Op die avond stonden president Kiir en zijn vicepresident Machar naast elkaar in het presidentiële paleis. Maar wat een uitbundige viering moest worden, liep uit op bloedige rellen. Het begon als een banale caféruzie en eindigde met misschien wel 250 doden. Het leger deed eraan mee. De media goten olie op het vuur. De in de hoofdstad aanwezige blauwhelmen bleven aan de zijlijn staan.
Het geweld tussen de twee kemphanen sloeg over naar de andere provincies. Als twee olifanten vechten vertrappelen ze het gras, de gewone mensen in de dorpen.
In Yambio bleef alles rustig. Toch kreeg het team van JRS de raad om voorlopig het werk te onderbreken. We waren nochtans goed bezig. Een vliegtuigje bracht ons naar Kampala in Oeganda. Aan de Oegandese grens hadden we geen moeilijkheden. Voor wie geld heeft bestaan er geen toestanden zoals in Calais.