“Breng ons niet in beproeving…” De nieuwe vertaling van het Onze Vader zal voor velen wennen zijn. Maar tenminste dit ene zinnetje is in de nieuwe versie wel degelijk een verbetering, betoogt Guido Dierickx.
Afgelopen zondag werd een nieuwe versie van het Onze Vader ingevoerd. Die heeft voordelen: ze is meer welluidend en bovendien is ze gemeenschappelijk voor alle Nederlandstalige katholieken, zij het nog niet voor alle Nederlandstalige christenen. Inhoudelijk is de nieuwe versie vooral op één punt beter dan de versie waarmee wij nu vertrouwd zijn.
Het laatste vers van de vorige versie luidt: “En leid ons niet in bekoring, maar verlos ons van het kwade.” Deze woordkeuze kan niet anders dan misverstanden oproepen. Zelfs mijn moeder, die geen grote theologe was, voelde aan dat er hier iets niet klopte. Hoe zou onze God ons in bekoring willen leiden? Waarom zouden wij hem moeten vragen niet te doen wat Hij in geen geval wil doen?
Een beproeving is, anders dan een bekoring, niet te vermijden
God leidt ons helemaal niet in bekoring zo wij onder ‘bekoring’ de bekoring tot zonde verstaan, de bekoring van de valse schijn, de bekoring die uitgaat van het kwaad. De duivel is het die, in de gedaante van de slang, Adam wilde verleiden tot het kwaad. Zo staat het al in het Bijbelse scheppingsverhaal. Het is de duivel die in de woestijn Jezus wil verleiden tot het misbruiken van zijn macht. Die bekoring gaat niet uit van God, zelfs niet om te testen hoe waarachtig het geloof van de gelovige is. God doet het tegendeel. God wil ons waarschuwen voor het kwaad, wil ons wegleiden van het kwaad.
Daarom wordt in de nieuwe versie ‘bekoring’ vervangen door ‘beproeving’. Het laatste vers begint dan ook met “Breng ons niet in beproeving…”. Ook dat is volgens sommigen nog altijd geen ideale vertaling van de oorspronkelijke Griekse (en van de vermoedelijke Aramese) grondtekst. Nog beter had er gestaan: “Blijf bij ons in de beproeving…” Maar kom, het woord ‘beproeving’ is alvast beter dan het woord ‘bekoring’.
Van een bekoring kunnen wij afstand nemen. Wij kunnen “de gelegenheid tot zonde vermijden”, zo heette het vroeger. Wie lijdt aan suikerziekte blijft liefst niet stilstaan voor de vitrine van de banketbakker. Wie aangetrokken wordt door pornografische beelden, zal die niet opslaan op de harde schijf van zijn laptop.
Zoals Jezus in de Hof van Olijven bidden wij om niet overvraagd te worden
Van beproevingen kunnen we echter geen afstand nemen. Ze zijn niet te vermijden. Ze behoren tot onze menselijke existentie. Een beproeving ervaren wij niet enkel wanneer wij oog in oog staan met de verleidelijkheid van de zonde, maar ook wanneer van ons iets gevraagd wordt dat onze krachten te boven dreigt te gaan. Wanneer wij de vuurproef van het lijden moeten ondergaan, van allerlei lijden, gaande van lichamelijke pijn en ziekte tot psychische pijn van schuld, van verdriet, van wanhoop. De slachtoffers van de aardbevingen in Italië staan voor een beproeving, niet voor een bekoring, tenzij misschien voor de bekoring van wanhoop. In al die grote beproevingen zal God ons bijstaan, zo bidden wij, en ons een kracht geven die wij zonder zijn bijstand niet kunnen opbrengen. Zoals Jezus in de Hof van Olijven bidden wij om niet overvraagd te worden.
Dat alles zouden wij over het ware gebed kunnen leren als wij het Onze Vader beter zouden verstaan. Het Onze Vader spoort ons aan te bidden om de kracht die enkel van God kan komen en ook zal komen. De grote beproevingen van het leven zijn onvermijdelijk maar de genade van God is dat ook, althans voor wie die genade niet afwijst.
Maar laat mij het toegeven: ook gewapend met deze diepere spirituele inzichten zullen wij het niet kunnen laten om te bidden om minder verheven, dagelijkse gunsten. Wij zullen blijven bidden opdat onze jongelui zouden slagen in hun examens, opdat onze dierbaren veilig zouden terugkeren van hun tocht in het hooggebergte, misschien zelfs opdat het mooi weer zou zijn tijdens onze vakantie. Ik weet het: dergelijke gunsten zal God ons niet verlenen. Dat laat Hij over aan de inzet van de mensen en zelfs aan het gelukkige toeval. Maar toch blijven we erom bidden. We zullen dat blijven doen, niet om op alle punten verhoord te worden maar om ons vertrouwen in Hem uit te drukken, een vertrouwen dat overeind blijft in alle beproevingen van het mensenleven.