De echte hoofdpersoon van de alomgeprezen film ‘Des hommes et des dieux’ is de lange duur. Zij wordt gedragen in moeilijke gesprekken, slapeloze nachten en vertwijfeld gebed. Een recensie.
Drie miljoen mensen binnen een maand trok deze film in Parijs, en verschillende prijzen werden er aan toegekend. Het verhaal speelt in 1996. Des hommes et des dieux… De mensen, dat zijn acht monniken, de dorpsbevolking ergens in het Atlasgebergte en terroristen. De goden, dat zijn God en Allah en al wat mensen kunnen beschouwen als supermachten. Over de chemie van die mensen met die goden gaat de film. Maar eigenlijk gaat het alleen over een beslissing die moet worden genomen door die monniken, die zich ooit aan God hebben toegewijd en zich met de mensen solidair hebben verklaard: ze zijn volgens een dorpeling “de takken waarop de mensen als vogeltjes kunnen rusten”. Hoe kan een levensbeslissing verlopen als de mensen die het betreft allen heel gewoon zijn, met hun verschillende karakters en met hun kwalen en idealen? Hoe kan zij verlopen en aflopen?
Het geheel wordt gebonden in een uiterst trage gang van het verhaal. Eigenlijk is juist die lange duur de hoofdpersoon. Want een echte keuze is nooit slechts momenteel, nooit helemaal “ja!”, nooit alleen maar “ooit”. Zij heeft altijd een aanloop en vooral een vervolg. Zonder dit vervolg ontaardt elke beslissing, als een plant zonder water.
Hier gaat de keuze tussen weggaan, de abdij en de mensen van het dorp vaarwel zeggen, of blijven, met grote kans om vermoord te worden, zoals dat al veel Algerijnen en buitenlanders is overkomen. Die keuze tussen goed en beter speelt zich af in minstens vier dimensies: in de natuur, de mensen, de seizoenen, de geluiden.
Vooreerst biedt de natuur nu eens een wijdse, verblindende schoonheid, dan weer toont zij zich weerbarstig, onbehouwen: struikgewas, ploegaarde, weinig mooie plekjes. Er worden veel bloedige wonden geslagen, maar vooral broeder Luc, vanaf zijn jonge jaren arts, treedt op als genezer van om het even wie. En er wordt feest gevierd, daadwerkelijk geholpen, raad gegeven, verlossing geboden. De seizoenen brengen regen, harde wind en sneeuw, dat laatste als beeld van het totale echec, maar daar tussendoor is het zomer en lente, vrede op aarde. De geluiden, ten slotte, zijn enerzijds zoetgevooisd, de psalmen en hymnen der Getijden, anderzijds klinkt het hels lawaai: tractoren, een oude automobiel, geweerschoten, een helikopter, gebrul. Soms lijken de monnikenzang en het kabaal elkaar op te roepen.
De duur is geen “grote stilte” waarin een beslissing valt, maar draagt het verloop van de keuze die door mensen gemaakt wordt: moeizaam, rustig, intermitterend, knoestig, in moeilijke gesprekken, slapeloze nachten, vertwijfeld gebed. Zo is elke belangrijke beslissing die in de Heer wordt genomen geen soepel proces, geen kabbelend beekje, maar een forse rivier die in snelheid wisselt, meandert, lijkt te zwijgen, davert, haar stroom versnelt, watervallen creëert, rommel meevoert. De vrede wordt zwaar bevochten.
Ten slotte komt de communauteit tot een unanieme beslissing: wij blijven. De communie wordt ontvangen in grote vrede. En in die vrede trakteert broeder Luc totaal onverwacht op de muziek van Het Zwanenmeer uit een oude radio en op de wijn die een medebroeder zojuist heeft meegebracht. Wat zich tijdens dit feestje afspeelt lijkt mij het hoogtepunt van deze prachtige film.