De Witte Zusters en Witte Paters bestaan honderdvijftig jaar. Ze zijn nog altijd wit, maar zeker niet altijd meer blank. Jan Peters SJ bezocht een tentoonstelling over hun geschiedenis.
Op de lagere school kregen we een film te zien over de missie. Ik zie nog steeds beelden uit die film op mijn netvlies; hij moet een diepe indruk hebben gemaakt. Een pater in Afrika, op een zware motor, die door het oerwoud naar afgelegen dorpen reed, waar kinderen hem enthousiast verwelkomden. Hij bracht het geloof en hij zorgde voor zieke en gewonde mensen, vooral kinderen. Avontuurlijk, vooral die motor.
De film was zeker bedoeld om ons warm te maken voor de missie, om toekomstige missionarissen te vinden. Ikzelf kreeg die aanvechting toch niet, ik was zeker niet avontuurlijk genoeg.
Die motor zag ik afgelopen week opeens terug in het Erfgoedcentrum Nederlands Kloosterleven in Sint Agatha. Daar werd een tentoonstelling geopend over het werk van de Witte Paters en de Witte Zusters in Afrika. Honderdvijftig jaar geleden zijn ze gesticht, in Algerije. Ze werkten in Noord-Afrika en vandaaruit trokken ze ook naar het zuiden, naar het centrale deel van Afrika.
Ikzelf kreeg die aanvechting toch niet, ik was zeker niet avontuurlijk genoeg.
Hun witte kleding was aangepast aan die in Noord-Afrika in die tijd; in hun spiritualiteit stond inculturatie heel centraal: leer de taal van de mensen voor wie je werkt, pas je aan aan de cultuur, de kleding en de gewoonten van het land waar je komt te wonen.
Ook veel jongeren uit onze streken voelden zich aangetrokken tot deze paters en zusters. Bij de opening van de tentoonstelling vertelde de huidige algemeen overste van de zusters, Carmen Sammut, zelf afkomstig uit Malta, hoe de drie zusters die de meeste invloed op haar hadden gehad allen van Nederlandse afkomst waren. De vertegenwoordiger van de Witte Paters, Ignatius Anipu uit Ghana, voegde daar nog aan toe dat hijzelf indertijd nog door een Nederlandse pater was gedoopt.
De naam van de tentoonstelling, ‘De Witte Karavaan’, roept het beeld op van de vele jonge mensen die zo’n tocht hebben gemaakt. Een tocht door de Sahara naar het oerwoud van centraal Afrika. Een leven in moeilijke omstandigheden waaronder velen van hen al op jonge leeftijd bezweken. Een karavaan van in het wit geklede vrouwen en mannen. En het waren bovendien ook allemaal witte, blanke jongeren. Dit laatste is wel veranderd sindsdien. Luisterend naar de verhalen van nu, ook over de pas ingetreden zusters, zie je een veelkleurige karavaan verder trekken. Veelkleurig in kleding en zeker ook in uiterlijk.
De zusters die uit Afrika zijn teruggekeerd naar onze streken blijven, ondanks hun vaak al hoge leeftijd, hun oorspronkelijke inspiratie trouw. Ze leggen contact met vluchtelingen uit Afrika en helpen hen nu om zich te incultureren in onze maatschappij: het leren van de taal en de cultuur.
Een karavaan van in het wit geklede vrouwen en mannen. En het waren bovendien ook allemaal witte, blanke jongeren.
De motor staat er als symbool van het avontuurlijke missioneren uit het verleden. De verhalen van de zusters van nu vertellen ons over verzet tegen mensenhandel en over het simpelweg opkomen voor de ontheemde Afrikaan in onze eigen maatschappij.
De tentoonstelling De witte karavaan, 150 jaar Witte Paters en Witte Zusters in Afrika is geopend tot en met de maand oktober. Elke woensdag, donderdag, vrijdag en zondag.