In deze boordevolle sportzomer dringt de vraag zich op: zijn er excuses die de sportkijker kan aanvoeren om zijn gedrag te rechtvaardigen? Sportkijker Guido Dierickx vindt een wetenschappelijk onderbouwde reden om naar sport te kijken.
Wie heeft nu weer gezegd dat het beter is zelf accordeon te spelen dan te luisteren naar Bach? Zo ook zou het beter zijn zelf te voetballen, desnoods in een amateurploegje, dan op tv te kijken naar F.C. Barcelona. Wat dan denken van mensen die verkleefd zijn aan sport op de kijkbuis, hoewel ze lichamelijk bekwaam zijn om zelf aan sport te doen? Welke excuses kunnen die aanvoeren om dit tijdverdrijf te wettigen, in de ogen van medemensen die erop neerkijken, als op een ruim verspreide maar nederige vorm van hedendaagse volkscultuur?
Een eerste excuus deugt eigenlijk niet maar wordt wel veel gebruikt. Het is het excuus van de fans die verknocht zijn aan een sportheld(in). Die willen ze zien winnen, die willen ze zien overwinnen. Die drang om te overwinnen is ingebouwd in de vele competities die onze sportwereld rijk is.
Vroeg of laat wordt er nog een competitie gestart voor knikkeraars. Wie weet zullen onze landgenoten daarin beter presteren dan in andere sporten
De oude Grieken hadden al hun competitie van de Olympische Spelen. Wij hebben er veel meer. Voortdurend worden er nieuwe uitgevonden. Vroeg of laat wordt er nog een competitie gestart voor knikkeraars. Wie weet zullen onze landgenoten daarin beter presteren dan in andere sporten. Helaas heeft die competitiegeest nadelen. Competitie maakt de sport spannend maar dreigt tevens de tegenstander te reduceren tot een vijand.
Wij weten waartoe dit opgefokte antagonisme kan leiden, op de tribunes van het stadion en in de verslaggeving in de kranten. Daarin wordt de tegenstander niet enkel overwonnen, maar ook verslagen, overweldigd, verpletterd, geridiculiseerd. Misschien heeft dit antagonisme een zeker nut voor wie zijn opgekropte agressiviteit elders niet kwijt kan. Maar zelfs dan is dit geen goed excuus.
Er is een beter excuus. De bewondering voor de schoonheid van de prestaties waartoe het menselijk lichaam in staat is. Is het tijdverlies bewonderend te kijken naar de kracht en/of de lenigheid en/of de behendigheid van grote kampioenen? Naar de polsstokspringers op de grote atletiekmeetings, naar de tennissers op Wimbledon, naar de turners en turnsters op de Olympische Spelen? Hoewel ik naar die laatsten haast niet durf kijken als ze daar salto’s uitvoeren op die schrikwekkende evenwichtbalk. Dit tweede excuus is al beter, vooral als de kijker niet kickt op brutale sporten, niet op boksen en zelfs niet op rugby.
Nog niet overtuigd? Dan is er nog is er nog een derde excuus. Hoe niet onder de bekoring komen van sporten waarin het samenspel sublieme allures kan aannemen? Samenspel dat ons even herinnert aan het samenspel van de zangers die hun stem in samenklank brengen met vier, vijf, zes andere zangers, die ieder hun eigen melodie uitzingen en samen een hemels ensemble vormen, zoals in de opera’s van Mozart.
Niet in alle sporten, niet in het voetbal in vierde provinciale afdeling.
Iets van dat sublieme samenspel is soms te vinden in de sport. Niet in alle sporten, niet in het voetbal in vierde provinciale afdeling. Daar komt het erop aan hard te kunnen lopen en hard te kunnen trappen, bij voorkeur tegen de bal (zie het tweede excuus). Daar wordt het aanvaard slecht te spelen op voorwaarde toch te winnen (zie het eerste excuus).
Waar en wanneer is dat samenspel dan wel te vinden? De gevormde kijker weet het: slecht in sommige sporten en slechts op zeldzame ogenblikken. Maar hij blijft hopen het zo nu en dan te vinden, wel wetend dat er in de sport geen vaste partituur bestaat, zoals in de muziek, om de virtuozen tot het sublieme te dwingen. Zij moeten hun samenspel improviseren. Als zij daarin slagen, bewijzen zij waartoe mensen op het toppunt van hun kunnen in staat zijn.
Deze apologie voor het kijken naar sport steunt op neurologisch onderzoek. Dat heeft onlangs bevestigd: goede sportbeoefenaars, bijvoorbeeld de spelverdelers in een excellente voetbal- of basketballploeg, zijn ongewoon intelligent. Met het nodige inzicht om de juiste pass te geven op het juiste ogenblik, anticiperend op de reactie van medespelers en tegenspelers. Een complexe beslissing in een fractie van een seconde. Als hun medespelers een soortgelijk vernuft aan de dag leggen, wordt hun sport een kunst waarin lichaam en geest tot volle ontplooiing komen op hoog niveau. Een kunst die het bekijken waard is.