Ben Frie zucht… moet ik alweer preken over de storm op het meer of Jezus die een wonder verricht? Hoe kan ik hiermee iets van ons geloof tot leven laten komen?
In de liturgische kalender stond vroeger na de grote feestdagen bij de missen ‘de ea’, ofwel: meer van hetzelfde. De schwung van de grote feesten was voorbij en als je ging opzoeken welke teksten er gebruikt moesten worden stond er simpelweg: ga zo door, of iets van dien aard.
In onze liturgie komen met regelmaat dezelfde teksten terug. Soms moet je preken, kijkt over welke tekst en denkt: jee, weer die zaligsprekingen. Of weer die storm op het meer, of weer zo’n wonder. De vaststelling gaat gepaard met een zucht – maar niet van verlichting. Hoe kan ik hier nou weer iets bij verzinnen? Hoe kan ik hiermee iets van ons geloof tot leven laten komen?
De vaststelling gaat gepaard met een zucht – maar niet van verlichting
Wie door die waas van bezwaren en tegenzin heen stapt, en zich de moeite neemt om nog eens rustig naar de tekst te kijken al is die vertrouwd, wordt vaak verrast door een ontdekking. Die zinsnede, stond die er altijd al in? Heeft Johannes dat echt over Jezus gezegd, heeft hij die woorden echt in zijn mond gelegd? Wacht, ik kan met dit woord gaan werken dat me nu voor het eerst opvalt.
Ik kan natuurlijk niet voor u bepalen welke ontdekkingen u zou kunnen doen. Dat is ook het interessante: ieder leest zijn eigen tekst, heeft zijn eigen associaties met het beschrevene. De tekst resoneert met mijn leven van vandaag. En het wonderlijke is, dat de teksten van de Schrift altijd weer iets verborgen houden van hun diepste betekenis, maar het op een gegeven moment toch laten zien. Als je op je in laat werken dat de tekst zo geschreven is dat jij aangesproken wordt, komt er onverwacht leven in de teksten.
Eens te meer wordt dan duidelijk dat de teksten en onze liturgie iets ongrijpbaars als thema hebben wat soms toch grijpbaar wordt. Het gaat over innerlijk leven, over geraakt worden of geïnspireerd. In mij tekent zich geleidelijk iets af, er beweegt iets en het blijft blijkbaar bewegen, anders zou ik geen nieuwe zinsneden kunnen ontdekken in eeuwenlang vastgestelde teksten. Ik ben veranderd sinds de vorige keer dat ik die tekst zag. De tekst is in staat mij te raken – en ik wist het niet.
Ik ben veranderd sinds de vorige keer dat ik die tekst zag
Mensen die zich als nieuwelingen met geloof en alles wat daarmee samenhangt gaan bezighouden, zijn vaak overrompeld over wat een godsdienst niet allemaal kan omvatten en hoe deze toch persoonlijk kan werken. Elk element van onze godsdienstige praktijk heeft een bericht aan elk van ons, aan mij anders dan aan mijn buurman of -vrouw. Bijbelpassages lijken voor mij geschreven als ik me werkelijk inlaat met wat er staat en het binnen laat komen in mij, in mijn fantasie of mijn gevoelsleven.
Wij belijden het bestaan van een persoonlijke God, hoezeer we er ook bij zeggen en weten dat niemand ooit God gezien heeft. Toch komt ons in heel het gedoe van het kerkelijk leven, soms misschien saai, maar toch: ons komt een levende God tegemoet, iemand die ik kan ontmoeten en die mij iets te zeggen heeft wat geen ander mij zou kunnen zeggen. En dan ook nog eens telkens iets nieuws.
Het nachtelijk gesprek met de farizeeër Nikodemus is zo’n passage in het Johannesevangelie (hoofdstuk 3, vers 5 en 8), die telkens ‘werkt’, voor mij althans:
Jezus zei tegen hem: Luister heel goed naar mijn woorden: je kunt Gods nieuwe wereld alleen binnengaan als je op een nieuwe manier geboren wordt. En dat gebeurt als je gedoopt wordt met de heilige Geest. Denk aan de wind: Die waait waarheen hij wil. Je hoort hem, maar je weet niet waar hij vandaan komt en waar hij naartoe gaat. Zo is het ook met de Geest: Je weet niet waar hij vandaan komt en hoe hij werkt.’