Heiligenverhalen vertellen een Bijbelverhaal, geactualiseerd in de persoon van een heilige. Neem nu Sint Gilles, die ving een pijl op en redde daarmee een hert.
Vanouds wordt op 1 september de gedachtenis gevierd van Sint Gilles, eigenlijk Aegidius. In de middeleeuwen werden de dagen genoemd naar de heilige. Wij hebben daar nog ‘Kerstmis’ aan over gehouden: dag waarop de mis van Christus wordt gevierd. Op 1 september, Sint-Gillisdag, werd in veel middeleeuwse steden huis aan huis de belasting opgehaald. Begin van een nieuw seizoen.
Sint Gillis was afkomstig uit Griekenland en had zich diep in de bossen van Zuid-Frankrijk teruggetrokken om er het leven van een kluizenaar te leiden.
Niemand wist ervan. Hij bevond zich echter op het jachtgebied van koning Wanda van Noord-Spanje. Toen deze met zijn gasten uit jagen ging, zaten ze achter een prachtig hert aan. Met sierlijke sprongen vluchtte het dier in doodsnood ondoordringbaar struikgewas in. Zelfs de honden zagen geen kans daar doorheen te komen. Een van de jagers schoot op goed geluk een pijl af. De pages en lijfeigenen dienden het struikgewas weg te hakken. En toen stootte men op de kluizenaar. Bij hem had het hert bescherming gezocht. Het stond nog recht tegen hem op. De pijl stak in de arm (op de afbeelding in de hand) van de monnik.
De koning was verrast en vroeg om uitleg. Toen hij vernam dat deze man bad voor zijn heil en welbevinden, schonk hij hem de grond waar hij verbleef. Dat was het begin van het stadje St-Gilles-du-Gard, later pleisterplaats op de weg naar Santiago de Compostella.
Dit verhaal is een mooi voorbeeld van wat heiligenverhalen doen. Zij vertellen eigenlijk een Bijbelverhaal, maar geactualiseerd in de persoon van de heilige. De heilige is beeld van Christus. Het hert: beeld van iemand (‘een ziel’) die zijn toevlucht zoekt bij Hem.
Een opgejaagd hert als beeld van de mens in nood komt vaker voor. Ik moet daarbij denken aan een anekdote uit het leven van Franciscus van Sales (+ 1622; feest 24 januari). Een ooggetuige vertelt:
‘Toen de heilige man eens bij mij logeerde, graasde er bij mij een reebok in mijn boomgaard. Een heer van stand die niet ver bij mij vandaan woonde, was gekomen met in zijn gevolg een heel jachtgezelschap; hij wilde niets liever dan dat zijn honden het dier op zouden jagen. Er kwam heel wat volk op af om naar het schouwspel te kijken. Eerst probeerde de man Gods de hele onderneming te verhinderen. Dat lukte niet. Maar hij weigerde te komen kijken. Bij de eerste klaroenstoot zetten de honden onder luid geblaf de achtervolging in.’
De heilige is beeld van Christus. Het hert: beeld van iemand (‘een ziel’) die zijn toevlucht zoekt bij Hem.
‘Het leek wel of het arme beest voelde waar hij bescherming kon halen, want het vluchtte onmiddellijk naar het venster van de kamer waar de heilige bisschop zich had teruggetrokken. Intussen stootte het angstkreten uit en trapte het met zijn hoeven tegen de muur, alsof het daar zijn veiligheid zocht. Franciscus was tot tranen toe geroerd; hij smeekte om genade, maar het mocht niet baten. Het arme dier lag spoedig daarna op de slachtbank. Toen men het bij hem bracht, wendde hij de blik af en toen het ’s avonds aan tafel werd opgediend, wou hij er niet van eten: “Bah”, sprak hij, “het plezier dat u hebt bij de achtervolging van zo’n arm dier doet mij denken aan het plezier dat de duivels hebben, wanneer ze zielen opjagen om ze tot zonde te brengen en in het verderf te storten.”’
Met het hert van Sint Gillis loopt het dus beter af. Het wordt verlost ten koste van het bloed van de heilige, verbeeld door de verwonding van de pijl in zijn hand. De schilder heeft die aangebracht precies op de plaats waar bij Jezus de kruiswond zit.
Kijkend naar de afbeelding breng ik mij te binnen bij wie ik in mijn leven veiligheid en bescherming vond. Wellicht zelfs ten koste van die ander. Of mocht ik zelf zo iemand wezen voor een ander? Een andere Christus…