In opdracht van de Amerikaanse bisschoppen voerde het John Jay College of Criminal Justice in New York een grondige studie uit naar seksueel misbruik door geestelijken. Het rapport roept belangrijke nieuwe vragen op, meent Andrew Hamilton SJ.
Het onlangs gepubliceerde John Jay Report over seksueel misbruik in de Amerikaanse katholieke kerk, heeft buiten de Verenigde Staten maar beperkt aandacht gekregen. Toch is het een belangrijk onderzoek, vanwege zijn aandacht voor sociologisch bewijs en vanwege de diepere vragen die het oproept.
Het rapport laat zien dat het aantal gemelde zaken van seksueel misbruik door geestelijken in de VS sterk toenam in de jaren ’60 en ’70, een piek bereikte in de jaren ’80, en daarna weer even snel afnam. Het onderzoekt dit gegeven door het te spiegelen aan andere misbruikgevallen, aan sociologische onderzoeken naar katholieke priesters, en aan academische en publieke opvattingen over seksueel misbruik van kinderen door de tijden heen.
Het onderzoek ontkracht tal van verklaringen die gegeven zijn voor het kindermisbruik, waaronder het celibaat
Het onderzoek ontkracht tal van verklaringen die gegeven zijn voor het kindermisbruik, waaronder het celibaat (dat immers ook voor en na de misbruikcrisis verplicht was) en homoseksualiteit. Om de piek te verklaren richt het zich op de vorming van de geestelijken, op het gebrekkige publieke bewustzijn van het probleem, en aan het ontbreken van controle in de omgang tussen geestelijken en kinderen en adolescenten. Het rapport behandelt ook de traagheid waarmee kerkleiders reageerden op de crisis. En het maakt duidelijk dat de moed van slachtoffers om in de publiciteit over hun ervaringen te praten, een belangrijke voorwaarde is geweest voor de sterke afname van misbruikgevallen in de jaren ’90.
Op het gepresenteerde cijfermateriaal is al terechte kritiek geleverd, maar dat neemt niet weg dat het rapport interessante vragen oproept. Zo impliceert het dat de oorzaken van de toename van het misbruik al in de jaren ’40 en ’50 moeten worden gezocht. Bij priesters die zich schuldig maakten aan misbruik, zat vaak vele jaren tussen hun priesterwijding en hun eerste vergrijp. Dus priesters die kinderen misbruikten in de jaren ’60 en ’70 waren veelal opgeleid in de jaren ’40 en ’50. Het rapport suggereert dat zij niet voorbereid waren op de maatschappelijke veranderingen in de jaren ’60.
Dus priesters die kinderen misbruikten in de jaren ’60 en ’70 waren veelal opgeleid in de jaren ’40 en ’50.
Waarom was dat zo? Die vraag voert ons voorbij het bereik van het onderzoek naar een bredere historische ontwikkeling. De jaren na de Tweede Wereldoorlog werden gekenmerkt door een sterke groei in de westerse kerken: een groei van het aantal priesters en religieuzen, van parochies, scholen en andere instituties. Seminaries trokken veel kandidaten aan, en het was een hele uitdaging om hen voor het pastoraat klaar te stomen. Over het algemeen lag de nadruk op het gehoorzamen van de regels, met vaak strenge straffen voor het overtreden van de regels. Voor emotionele en intellectuele ontplooiing was maar weinig aandacht; de focus lag op volgzaamheid en loyaliteit.
Deze nadruk bleek niet bestand tegen de ontwikkelingen van de jaren ’60. Autoriteiten waren in de samenleving niet langer vanzelfsprekend geloofwaardig. Respect moest verdiend worden. Katholieken, geestelijken incluis, moesten morele kaders vinden die minder afhankelijk waren van autoriteit, met ontzag voor de menselijke waardigheid binnen relaties. De meesten deden dat ook. Maar het is niet verwonderlijk dat het wegvallen van de controle van buitenaf en de exclusieve focus op de individuele relatie met God, bij sommige priesters tot misbruik leidde. Wat zij deden, was iets tussen hen en God. De menselijke waardigheid van de slachtoffers verloren zij daarbij uit het oog. Dat blijkt ook wel uit de wijze waarop priesters hun gedrag hebben proberen goed te praten. Velen zagen het misbruik als een uiting van zwakheid. Anderen zeiden dat het een zonde was die opgebiecht en vergeven was, en waar andere mensen dus niet over hebben te oordelen.
Je kunt dus stellen dat de wortels van de misbruikcrisis niet in de jaren ’60 lagen, toen het misbruik plaatsvond, maar in de oppervlakkige katholieke cultuur van de decennia daarvoor. De jaren ’60 brachten de ontoereikendheid van die cultuur slechts aan het licht.
Dit artikel verscheen eerder op Eureka Street. Vertaling & samenvatting: Anton de Wit. Klik hier voor het oorspronkelijke artikel. Het John Jay Report is hier te downloaden als PDF.
Andrew Hamilton SJ is een Australische jezuïet. Hij doceert theologie en kerkgeschiedenis aan de United Faculty of Theology in Melbourne. Ook is hij redacteur van het tijdschrift Eureka Street.