Anneke ging op vakantie naar Marokko. Ze werd er haast verlegen van de vriendelijkheid en de overvloed waarmee de Berbers van hun armoede gaven.
Vergezeld van waarschuwingen en vooroordelen (‘kijk je wel uit, zo’n moslimland…’. ‘Doe voorzichtig, je weet nooit met die Marokkanen…’) gingen wij naar Marokko. Wandelen in de Haut Atlas, een onderdeel van het Atlasgebergte in Zuid Marokko.
We moesten even acclimatiseren. De warmte (5 liter water per dag drinken), de stilte (die was oorverdovend), het tempo (beginnen met flinke pas, maar al snel ontdekken dat je lichaam dat helemaal niet kan volhouden), de weidsheid van de bergen en de woestijn.
Onze gids, een soennitische Berber, bracht ons op plaatsen die we zelf nooit gevonden zouden hebben (bijvoorbeeld de grotwoningen waar de nomaden bivakkeren). Via hem was het niet moeilijk met de lokale bevolking in contact te komen. Hij vertelde ons veel over het leven van de Berbers, over hun gebruiken, over de taakverdeling tussen mannen en vrouwen, over hun religie. Hij toonde zich trots op zijn land en zijn volk. Onze gids was hij, maar liet zich, zo zei hij, zelf ook leiden door Allah en de woestijn.
Ik was benieuwd hoe de op vele plaatsen in het Westen zo bekritiseerde Islam daar in de bergen beleefd werd. Onze gids was geïnteresseerd in en nieuwsgierig naar onze christelijke religie. Het was bijzonder om in de brandende zon, lopend door de woestijn, te vertellen over Mozes, die met het volk veertig jaar door de woestijn trok, en over Jezus die veertigdagen in de woestijn verbleef. De verhalen kwamen voor onszelf tot leven. Op zijn beurt vertelde onze gids over Ibrahim, die zijn zoon Ismael wilde offeren, maar door een engel daarvan weerhouden werd. En samen stelden wij vast dat dit verhaal een overeenkomst tussen ons beider religies was.
In onze westerse, geseculariseerde maatschappij is God voor een groot deel verdwenen. Het geloof lijkt vooral iets persoonlijks. Je moet het maar liever voor jezelf houden…
Zo niet bij de Berbers in de Atlas. Het geloof beheerst het gehele openbare leven. Vijf keer per dag klinkt ‘Allahoe akbar’. Elke gemeenschap, hoe klein ook, heeft een eigen moskee. De oproep vanaf de minaret was overal in de bergen te horen en kreeg voor ons een vertrouwde klank, vergelijkbaar met het luiden van de klok in onze jeugd.
‘Inshallah’, als Allah het wil. Het is hun antwoord op alle onzekerheden in het leven.
In onze streken heeft het ‘Allahoe akbar’ vaak al een dreigende bijsmaak. Maar voor de Berbers is het een oproep om je telkens weer te herinneren dat je niets in eigen hand hebt, dat alles je gegeven is en dat je daar dankbaar voor bent. Wanneer we een vraag stelden, werd het antwoord gevolgd door: ‘inshallah’, als Allah het wil. Het is hun antwoord op alle onzekerheden in het leven.
Wij werden uitgenodigd in een Berberwoning om uit te rusten en thee te drinken. Het was er eenvoudig en arm. Van de drie ruimtes die het huis telde was de grootste gereserveerd voor de gasten. Daar worden tijdens het Offerfeest de familie en dorpsgenoten ontvangen, nu zaten wij er. Geen koel biertje aan het einde van een hete dag, maar lauwe, mierzoete thee en veel vriendelijkheid. Even wennen, maar hartverwarmend. Vriendelijkheid en gastvrijheid staan hoog in hun vaandel.
Geen koel biertje aan het einde van een hete dag, maar lauwe, mierzoete thee en veel vriendelijkheid.
Het bergland is droog en dor, maar waar riviertjes zijn, is het vruchtbaar en groeien veel fruitbomen. We liepen door deze akkers en waanden ons in het paradijs. De perziken, granaatappels, walnoten, en vooral veel vijgen vielen ons zo in de hand of werden ons in grote hoeveelheden door de vrouwen, die het fruit oogstten, toegestopt. We werden haast verlegen van de vriendelijkheid en de overvloed waarmee zij in hun armoede gaven van wat zij als hun overvloed zagen. Ook zijzelf noemden dit gebied het paradijs.
In het westen hoor je dat de regels van de islam benauwend, onderdrukkend en vrouwonvriendelijk zijn. Daar hebben wij in de Berbergemeenschap niets van gemerkt. Het dragen van bedekkende kleding en sluier is voorschrift van de islam, maar ook heel praktisch. Het beschermt huid en hoofd tegen de zon. Ook wij konden daar niet zonder hoofdbedekking lopen.
Mensen hebben elkaar nodig om in leven te blijven in een omgeving waar het leven arm is en het voedsel schaars.
Mannen en vrouwen hebben hun eigen, strikt gescheiden, taken. De vrouwen zorgen voor het werk in huis en de opvoeding van de kinderen. Zij doen handmatig de was in de rivier. En zij brengen de vruchten van het veld thuis in grote manden op hun rug. Zij zijn pezig en sterk. Ze lopen met zware lasten op hun rug, hun gezichten zien er verweerd uit, maar hun ogen staan vriendelijk. Altijd groeten zij elkaar en ons. Ze klagen niet, integendeel. De zware lasten, die hun letterlijk krom doen lopen, lijken hen niet echt te deren.
De mannen brengen het fruit naar de markt om het te verkopen. Zij slachten het vee. Ze doen het ploegwerk op de akkers en vervaardigen het materieel (het meeste met de hand gemaakt). We zagen geen onderdrukking. Mannen waarderen het werk dat de vrouwen doen. Ook onderling is er hulp en solidariteit. Mensen hebben elkaar nodig om in leven te blijven in een omgeving waar het leven arm is en het voedsel schaars. Ik kreeg de indruk dat de duidelijkheid in taakverdeling ook stabiliteit geeft.
Dit is uiteraard geen diepgaande antropologische verkenning van het leven van de Berbers, maar slechts een eerste ontmoeting, die voor ons verrassend was.