Hoe dat je dat eigenlijk: roepingsonderscheiding. Jos Moons gaf er onlangs vorming over. Hij gelooft in de tweetrapsraket waardoor je gaat vliegen.
‘Het is wel aan’, zei ze. Ik had juist mijn geestelijke begeleider verteld over mijn retraite. Ze vatte in eigen woorden samen. Spiegelen. Precies hoe het hoort. Met de ondeugende twist dat het wel aan is. Zoals bij een relatie met een vriendje of vriendinnetje. Alsof ik niet uitgesproken raakte over hoe mooi haar ogen waren, hoe fijn onze gesprekken waren, hoe goed we het samen hadden. Behalve dan dat dat vriendinnetje er niet was – het ging over mijn retraite. Mijn ziel was bewogen geweest. Hoe moet je die bewogenheid anders formuleren dan dat het aan is?
Pas heb ik de uitdrukking gebruikt op de priesteropleiding Bovendonk. Ik mocht in een masterclass over geestelijke begeleiding iets zeggen over het begeleiden van mensen die een roeping overwegen. Een actueel thema, met een synode over ‘jongeren, geloof en roepingsonderscheiding’ in het verschiet. Mijn taak was om handvatten aan te reiken. Hoe pak je het aan? Wat is je plan? Hoe help je de ander om naar God te luisteren?
Alsof ik niet uitgesproken raakte over hoe mooi haar ogen waren, hoe fijn onze gesprekken waren, hoe goed we het samen hadden
Alleen die vragen zijn al geweldig. Ze ontmythologiseren geestelijke begeleiding. Dat God mensen aantrekt tot het overwegen van een religieuze roeping is mysterievol. Wat de begeleider doet, is dat veel minder. Hij of zij kan, moet, gewoon een plan hebben.
Wat dat plan betreft: ik heb de ‘tweetrapsraket’ geïntroduceerd. Concreet gezegd: aan het begin van een roepingstraject kun je beter de urgente vraag ‘wat te doen’ uitstellen. Jan overweegt om monnik te worden, maar in welk klooster precies, en hoe moet het dan met al z’n boeken? Of Elisabeth voelt er veel voor om missiezuster te worden maar aarzelt, want dan zal ze ver zijn van haar familie. Dit soort vragen horen in een tweede fase. Het is de tweede trap van de raket. Ze komen pas na de eerste trap: de verbondenheid met God.
Jan overweegt om monnik te worden, maar in welk klooster precies, en hoe moet het dan met al z’n boeken?
Eerst moet er een fundament zijn. De begeleide moet vertrouwd(er) raken met Gods aanwezigheid, stem, sfeer, manier van doen… Roepingstrajecten beginnen daarom met inwijding in de omgang met God. Onze Vaders en het brevier volstaan dan niet; er moet een affectief en innerlijk gebed groeien.
Hoe je weet wanneer de eerste trap voltooid is, vroeg iemand? Wanneer is het fundament stevig genoeg? Voor ik het wist hoorde ik mijzelf zeggen: als het aan is.