De misbruikcrisis dwingt religieuze ordes en congregaties tot kritisch zelfonderzoek. Gerard Wilkens SJ gaat te rade bij de grondteksten van zijn eigen jezuïetenorde.
Sinds enige jaren wordt de katholieke gemeenschap en de maatschappij eromheen opgeschrikt door klachten en meldingen van seksueel misbruik door katholieke geestelijken. Begonnen in de Verenigde Staten kwam de golf van meldingen ook naar Europa: in Ierland, België, Duitsland, Oostenrijk en ook in ons land werd de openbare mening gemobiliseerd, de justitiële wereld gealarmeerd en de politiek erbij betrokken. Overheden van bisdommen en religieuze gemeenschappen zijn bezig met onderzoeken naar historische en structurele oorzaken, naar een juist tegemoet treden van de seksueel misbruikte slachtoffers en verder om structuren te ontwerpen ter voorkomen hiervan in de toekomst. Een duister en verzwegen verleden haalt de katholieke gemeenschap in, die met een groot verlies aan vertrouwenskrediet te maken krijgt.
Hoe het zit met de criteria in de vorming en aanname in de eigen orde?
Een deel van het onderzoek gaat over preventie van misbruik bij het selecteren en opleiden voor kandidaten voor het geestelijke dienstwerk. In deze sector van vorming voor priesters, diakens en pastoraal werkenden ben ik als geestelijk begeleider al meer dan 30 jaar werkzaam en ben dus ook bij bovenstaande vragen en problemen betrokken. Als jezuïet kwam bij mij de vraag op, hoe het zit met de criteria in de vorming en aanname in de eigen orde.
Pas in de definitieve tekst van de constituties van de jezuïetenorde van 1556, terwijl dit in een tekst van 1550 nog geheel ontbrak, gaat het over de kuisheid. De tekst luidt: “Hetgeen betrekking heeft op de gelofte van zuiverheid heeft geen verdere uitleg nodig, aangezien immers vaststaat hoe volmaakt ze moet worden nageleefd: we dienen er namelijk naar te streven door smetteloosheid van lichaam en geest de engelen in hun zuiverheid na te volgen”. De 16e-eeuwse jezuïet Jerónimo Nadal, gezagvol uitlegger van de Constituties, zegt hierbij: “Het kan niet korter, het kan niet vollediger”. Verder kennen de Constituties nog een beperkt slot (voor vrouwen niet toegankelijk deel van het huis) voor de huizen van de orde en wordt duidelijk bepaald dat de generaal bij geslachtsgemeenschap uit de sociëteit wordt gezet. Meer staat er niet.
We kunnen ons afvragen of voor onze tijd de nog steeds geldige Constituties wel een adequaat instrument zijn voor screening van kandidaten in de huidige tijd. Is het niet te “engelachtig” en te weinig rekening houdend met het lichaam van zichzelf en van een ander? Hoe kan dit een criterium zijn dat concreet toe te passen is?
Hoe weinig Ignatius ook zegt over de kuisheid, des te meer valt op hoe uitgebreid hij ingaat op het onderhouden van de andere geloften, zoals armoede, die “als de verdedigingsmuur helpt om te blijven wie ze zijn en hen verdedigt tegen vele vijanden”. Ook de gehoorzaamheid krijgt zeer ruime aandacht wanneer het gaat over de apostolische opdrachten en het bewaren van de eenheid binnen het gezelschap van Jezus. De Geestelijke Oefeningen benadrukken deze beide aspecten ook heel duidelijk in tegenstelling tot dat van de zuiverheid. Er zijn weinig studies bekend over de visie die Ignatius had op kuisheid, des te meer over armoede en vooral gehoorzaamheid. Is er een verklaring?
“Om elk streven naar waardigheid of verantwoordelijkheid uit te sluiten”
Ignatius let niet zozeer op seksueel misbruik, maar meer op misbruik in het algemeen vooral die van de zucht tot bezitten en die tot domineren en het hebben van valse ambities. Ten aanzien van de ‘eerzucht’ dienen jezuïeten een gelofte te doen “voor God onze Heer” om “met grote zorgvuldigheid elke ambitie, elk streven naar waardigheid of verantwoordelijkheid uit te sluiten”, “de moeder van alle kwalen in elke samenleving”. Iedereen wordt verondersteld zelf te kunnen zien op welke manier hij de mensen kan helpen “in overeenstemming met de bescheidenheid en nederigheid die wij belijden”.
Elk misbruik, ook seksueel misbruik, is een vorm van machtsmisbruik over mensen en bezit. Aan het tegenovergestelde, de eer van God en het heil van de medemens, dient de jezuïet gehouden te worden. Op deze punten van hebzucht en eerzucht laten de Constituties van de orde een gezond wantrouwen zien in mogelijk misbruik zelfs van de meest heilige idealen en wensen en geven duidelijk aanwijzingen zonder in een klimaat van voortdurend wantrouwen te vervallen ten opzichte van elk spiritueel inzicht, verlangen of zelfs van de meest eenvoudige, goede bedoeling. Hier liggen criteria ter onderscheiding of wij werkelijk ‘engelen’ zijn naar geest en lichaam in de dienst van God tot hulp voor de mensen of vermomde duivels die afleiden van de weg van God (zoals Ignatius zijn orde omschrijft).