Zo vrolijk gekleurd Den Haag was op Prinsjesdag, zo grauw was de crisistaal van de Troonrede. Een column van Eduard Kimman SJ.
Wanneer je, zoals ik, het geluk hebt om midden in Den Haag te wonen, dan weet je dat er in september niet alleen Prinsjesdag is, maar ook de Haagse kermis op het Malieveld. De najaarskermis is eigenlijk veel ouder dan de feestelijke opening van de Staten-Generaal. Den Haag telde in de Middeleeuwen al twee kermissen. In het najaar had je de St Bavo-kermis. Die verdween even maar kwam weer terug als de najaarskermis, beginnende op de verjaardag van Koningin Wilhelmina en eindigende na Prinsjesdag. Kermissen waren vanouds multiculturele evenementen. De kermisattracties werden neergezet door mensen uit Beieren, Wallonië, Keulen en soms zo ver als Zwitserland of Noord-Italië. De bezoekers kwamen uit alle lagen van de bevolking. De buitenlanders, de adel en de ambtenaren konden zich ongestraft laten gaan, want met behulp van een masker liepen ze incognito rond.
De kermis van vandaag op het Malieveld is een waar multicultureel gebeuren, waar iedereen herkenbaar is. De eerste hier geboren generatie kinderen van immigranten genieten enorm van de wonderlijke wereld van de kermis. Maar diezelfde kinderen stonden ook te kijken langs de route van de koninklijke optocht naar de Ridderzaal. Ik heb Den Haag nooit zo feestelijk gekleurd gezien als Prinsjesdag dit jaar. Dat geldt voor de toeschouwers, de militaire escortes, de politiemacht, de EHBO-hulpen en de terrasbezoekers die met een versnapering op tafel genieten van het gebeuren met behulp van een televisiescherm. In vergelijking met een voetbalwedstrijd is het allemaal niet zo spannend. Om kwart voor een begint de stoet te lopen: paarden voorop, een bataljon hier of daar, muziek, bereden politie, de opperstalmeester, rijtuigen met hofbeambten, een rijtuig voor prinsen en prinsessen, en dan de gouden koets. Even later schalt door de luidsprekers de troonrede. En een half uurtje later is de koningin weer thuis.
Toen de Britse historicus Eric Hobsbawm het uitvinden van tradities definieerde, sprak hij van de inoefening van normen en waarden met behulp van een praktijk of een reeks rituele praktijken, voorgeschreven door regels, die een continuïteit met het verleden suggereren. Misschien was de symboliek van de gouden koets, op Prinsjesdag, bedoeld om te suggereren dat het Nederlandse koningschap iets te maken zou hebben met de zeventiende-eeuwse zonnekoning Lodewijk XIV in Frankrijk. De opening van de Staten-Generaal in de Ridderzaal met een vorst die aan komt rijden in een gouden koets is een traditie die geënsceneerd werd in het eerste decennium van de twintigste eeuw. In het decennium erop werden uitnodigingen gestuurd naar inlandse vorsten uit Nederlands Indië. Nederland voelde zich toen een wereldomspannend rijk. Dat was te zien door te kijken naar de bezoekers, de allegorische panelen van de gouden koets en de klinkende cijfers van de begroting. Die koloniale tonen zijn verdwenen. In de Ridderzaal heerst nu een ander gevoel van zelfvoldaanheid. Ik hoorde wel niet meer dat Nederland op slot ging en dat niet-gewenste vreemdelingen zonder pardon over de grens zouden worden gezet, maar ik hoor wel dat migranten in hun eigen levensonderhoud behoren te voorzien en “dat zij zich rekenschap geven van de wetten van ons land en de waarden die ons binden.”
Dat geldt voor alle Nederlanders. De Troonrede stond bol van crisistaal, schuldenproblematiek en bezuinigingsoperaties, maar een moderne samenleving wordt sterker en hechter door iedereen een gelijke kans op huisvesting, op scholing en op toegang tot de arbeidsmarkt te bieden. Dat is de taal van de mensenrechten, de taal van de universele claims. Als ondertoon heb ik die gemist.
Afbeelding boven dit artikel: De Gouden Koets trekt door Den Haag op Prinsjesdag. Foto: marta.b/Flickr.