Seks wordt steeds ‘goedkoper’. Eerst iemand het hof maken of trouwen is er al lang niet meer bij. Dat heeft nare gevolgen voor relaties, maar ook voor de kerk.
De Amerikaanse socioloog Mark Regnerus heeft aan zijn boek de vranke titel gegeven: Cheap Sex: The Transformation of Men, Marriage, and Monogamy. Daarin betoogt hij dat ‘seks’ moet gezien worden als een goed in een ruilverkeer tussen twee partners. Dat ruilverkeer is ingebed in een markt waar een prijs gevormd wordt voor de vraag naar en het aanbod van ‘seks’. Sociologen kunnen ontstellend nuchter met delicate zaken omgaan…
Een eerste vaststelling in dit bijzonder goed gedocumenteerde boek: de prijs voor seks is in de laatste decennia sterk gedaald. Mensen kunnen zich nu ‘seks’ aanschaffen zonder daarvoor de prijs te betalen van een lange voorbereiding (het vroegere ‘het hof maken’), zonder daarvoor een duurzame relatie aan te gaan, zonder daarvoor een huwelijk te sluiten, zonder daarvoor de last van kinderen op zich te nemen. Een evolutie die vele (niet alle) waarnemers als zorgwekkend beschouwen, maar die geen groot nieuws is.
Mensen kunnen zich nu ‘seks’ aanschaffen zonder daarvoor de prijs te betalen van een lange voorbereiding (het vroegere ‘het hof maken’).
Ook de verklaring van die evolutie is niet erg verrassend. Die is te wijten aan de invoering van de pil, aan de verspreiding van pornografisch materiaal en aan de vermenigvuldiging van websites (‘online dating’) die vluchtige seksuele contacten vergemakkelijken. We vernamen niet zo lang geleden dat Playboy, magazine met ooit een verspreiding op zeven miljoen exemplaren, op de fles gaat. Maar dat betekent enkel dat de vraag naar pornografie nu beantwoord wordt door het internet. Dat alles heeft de vragers naar seks de mogelijkheid geboden om een lagere prijs te bedingen voor de dienstverlening die zij wensen, een kans die velen volop hebben gegrepen.
Meer verrassend zijn de maatschappelijke gevolgen van die evolutie, vaak nare gevolgen. De partners van het seksuele ruilverkeer zijn er over het algemeen niet gelukkiger van geworden. De strenge seksualiteitsbeleving van vroeger was soms beklemmend, maar de nieuwe, losbandige, is dat nog meer. Althans, zo stelt Regnerus, als men de gevolgen op langere termijn onder ogen wil nemen.
De partners van het seksuele ruilverkeer zijn er over het algemeen niet gelukkiger van geworden.
Vooral vrouwen, maar niet alleen zij, hebben te lijden onder de ongewenste neveneffecten. Hun partners laten hen gemakkelijker in de steek om hun bevrediging elders te zoeken, bij een andere partner of desnoods bij pornografie. Dat is frustrerend omdat ondanks alles de droom van een mooi gezinsleven velen voor de ogen blijft zweven. Vele partners blijven na enige tijd lusteloos en vereenzaamd achter. De markt voor het seksuele ruilverkeer is over het algemeen nefast voor de relatievorming, voor het gezinsleven en voor de kinderrijkdom. Zo meent Regnerus te moeten constateren op basis van zijn uitgebreid gegevensbestand.
Voor Regnerus kan alleen de religie hiertegen enig weerwerk bieden. En dat doet de religie ook. Maar zelfs onder de Amerikaanse kerkgaande jongeren tussen 24 en 35 jaar voelt 14 procent zich onzeker over ‘het ouderwetse huwelijk’ en 25 procent over het consumeren van porno. Hun kerkgemeenschappen hebben niet allen overtuigd en hebben niet al te zwaar geïnsisteerd. Ze moeten zich nu eenmaal rekkelijk opstellen om te kunnen dingen naar de gunst van de jongeren.
Daarom is in deze problematiek van de religie niet veel soelaas te verwachten.
Blijft dat kerkelijke jongeren minder geneigd zijn buitenhuwelijkse seks aanvaardbaar en het huwelijk ouderwets te vinden. Van de niet-kerkelijke ongehuwde Amerikanen hoopt slechts 37 procent ooit te huwen. Bij de kerkelijke is dat 56 procent. Heel wat meer dus, maar nog lang geen 80 of 90 procent. Voeg daarbij dat aantal kerkelijke jongeren daalt. Daarom is in deze problematiek van de religie niet veel soelaas te verwachten.
En dan komt de climax van Regnerus’ betoog. Religieuze praktijk remt de crisis op de seksuele markt af, zeker. Maar andersom ondermijnt de huidige seksuele markt het kerkelijk leven. Wij overschatten de mate waarin het technisch-wetenschappelijke denken de mensen ‘seculariseert’ en onderschatten de mate waarin de seksuele revolutie de mensen seculariseert.
Religieuze praktijk remt de crisis op de seksuele markt af, zeker. Maar andersom ondermijnt de huidige seksuele markt het kerkelijk leven.
Velen menen dat de modernisering in de gedaante van de technologische rationaliteit aan de basis ligt van de ontkerkelijking: wie kan genieten van onze welvaart heeft de troost van de kerkelijke religie niet meer nodig. Maar die populaire hypothese klopt niet met het tijdsverloop van de ontkerkelijking. De technologische vooruitgang is al lang geleden begonnen, de ontkerkelijking pas vanaf de jaren zestig. En de jaren zestig, waren dat niet de beginjaren van de seksuele revolutie? Wat niet betekent dat de seksuele revolutie de enige factor is geweest, wel is zij een belangrijke (en dikwijls vergeten) factor.
Als die seksuele revolutie mede aan de basis ligt van de verzwakking van het kerkelijk leven, als die zelfs leidt tot een vijandige houding tegenover het kerkelijk leven, dan hebben de gelovigen een probleem. Dan staan zij tegenover tegenstanders die de eigenlijke redenen van hun afkeer van het kerkelijk leven niet willen uitspreken en die liever andere redenen verzinnen om hun vijandelijk houding te rechtvaardigen. Met zulke tegenstanders een dialoog aangaan is wel erg moeilijk.