Toen Jezus ten hemel opvoer, zette hij met beide voeten af. Kunstprofessor Peter van Dael SJ kijkt naar drie hemelvaarttaferelen en vindt er een aansporing in.
Wat er na Jezus’ dood precies met hem gebeurde, is niet duidelijk te lezen in de Bijbel. Onder zijn volgelingen is sprake van verwarring en moedeloosheid, maar ook van een nieuw begin. Wat hierover is opgetekend, dateert van lang na de dood van Jezus. Het is geen duidelijk en eenduidig verhaal.
Johannes spreekt van Jezus’ verheffing aan het kruis, wat tevens zijn verheffing in de hemel inhoudt: Goede Vrijdag en Pasen ineen. Ook is sprake van een leeg graf en van verschijningen van de verrezene. Bij Lucas lezen we van de vrouwen bij het lege graf, de verschijning eerst aan de Emmaüsgangers, daarna aan de leerlingen. Ten slotte neemt Jezus ze mee naar Betanië, waar hij werd opgenomen in de hemel.
Dit alles lijkt op één dag te gebeuren, op de eerste dag van de week. In Handelingen geeft Lucas een ander verhaal: na veertig dagen werd hij voor hun ogen omhooggeheven en opgenomen in een wolk, zodat ze hem niet meer zagen.
Dit laatste wordt in de kunst geïllustreerd: boven de verheerlijkte Christus en beneden de leerlingen die op aarde achterblijven. We zien Christus ofwel in zijn geheel, of alleen maar zijn voeten. Dit is bijvoorbeeld het geval in een prentenbijbel uit de vijftiende eeuw.
Beneden knielen de leerlingen, aan de ene kant de vrouwen, aan de andere kant de mannen, net als vroeger in de kerk. Zij bevinden zich aan weerszijden van een bergje. We zien van Jezus alleen nog maar de zoom van zijn gewaad en zijn voeten. De rest van het lichaam verdwijnt achter wolken. Op het bergje zijn de afdrukken van zijn voeten achtergebleven.
Pelgrims konden en kunnen nog steeds op de Olijfberg deze afdrukken zien.
In de twaalfde eeuw bouwden kruisvaarders er een kapel overheen. Een beroemde pelgrim was Ignatius van Loyola. We lezen in zijn Verhaal van de pelgrim dat hij op de Olijfberg de steen bezocht vanwaar Christus naar de hemel opsteeg en waar men de afdruk van zijn voetstappen kon zien. Hij keerde er terug omdat hij niet goed had opgelet aan welke kant de rechtervoet en aan welke kant de linkervoet stond.
Hij keerde er terug omdat hij niet goed had opgelet aan welke kant de rechtervoet en aan welke kant de linkervoet stond.
De voeten van Christus die opstijgt naar de hemel spelen ook een uitgesproken rol in een schilderij uit 1958 van de Spaanse kunstenaar Salvador Dalì. Ook hier zijn wolken te zien. Doordat we wel de onderkant van zijn voeten zien, maar niet zijn aangezicht, is Christus ook op dit schilderij in zekere zin onzichtbaar.
De Schrift en de voorstellingen confronteren ons met twee gebieden: de hemel boven de wolken en de aarde daaronder. De wolk is een Bijbels beeld. Het geeft het goddelijke domein aan. We lezen in 2 Makkabeeën 2 vers 8 hoe God zal verschijnen in een wolk. In psalm 18 trekt God een tent om zich heen van dichte wolken. In Jesaja 19 vers 1 rijdt God op een lichte wolk. Zo zijn er nog vele andere bijbelplaatsen te noemen.
De wolk is een Bijbels beeld. Het geeft het goddelijke domein aan.
Sinds zijn hemelvaart is Jezus bij God in de hemel. Dat is voortaan zijn domein. De aarde is de plaats van de leerlingen, die door Jezus zijn achtergelaten. Dat zijn de knielende mannen en de vrouwen op de laatmiddeleeuwse tekening. Of de beschouwers van het schilderij van Dalì, die als het ware naar boven kijken en Jezus zien opstijgen.
Twee mannen in witte gewaden zeiden tot de vrouwen bij het lege graf: Waarom zoekt u de levende onder de doden? Hij is niet hier…’ (Lucas 24: 5-6). Iets dergelijks krijgen de leerlingen – alweer van twee mannen in witte gewaden – in Handelingen te horen. ‘Galileeërs, wat staan jullie naar de hemel te kijken?’ (Handelingen 1: 11) Niet in het graf, maar ook niet in de hemel, moeten jullie het zoeken, maar hier op aarde.
Ons resten niet meer dan zijn voetafdrukken. Het enige wat wij kunnen doen, is hier op aarde in zijn voetsporen treden.