“In de rechtstreekse uitzending werd mij gevraagd wat de berichten over seksueel misbruik met mij gedaan hadden. Tja, wat zeg je dan?” Een column van Dries van den Akker SJ.
Het rapport-Deetman kwam eraan. Het Radio 1 Journaal van de NOS belde op: “Jullie in Delft zijn nog het enige jezuïetencollege in Nederland. We zouden graag, voorafgaand aan de presentatie van het rapport, bij u een reportage komen maken. Hoe ging het vroeger toe op een jezuïetencollege? En hoe gaat dat nu? Doet u nog iets aan de katholieke identiteit?”
Ik vertelde aan de telefoon over de bezinningsmomenten voor klassen en leerlingengroepen in de kapel; over de paaskaars in de centrale hal die brandt bij bijzondere gelegenheden; over Allerzielen waar leerlingen een kaarsje kunnen branden voor een dierbare overledene; over de sociale acties; over de leesclub Ignatiaanse spiritualiteit voor groepjes medewerkers; over bezinningsdagen voor collega’s; bezinningsavonden voor ouders. Te veel om op te noemen.
Als oud-leerling van het Stanislascollege van 1957 tot 1964, en als medewerker sinds 1985 kon ik zeggen dat er op ons college voor zover ik weet gelukkig nooit sprake geweest was van seksueel misbruik.
Dat was het voorgesprek. Was ik bereid tot een directe uitzending op de vroege vrijdagmorgen? Ik vroeg wijze mensen om advies. Hun antwoord was duidelijk: “Je bent het verplicht. Geen seconde over nadenken. Op een dag dat zulke zwarte wolken over de Kerk zullen drijven, kun jij een lichtpunt laten zien.” Op mijn jawoord vroeg de redactie of er dan ook een gesprekje met leerlingen gehouden kon worden. In allerijl een groepje leerlingen opgetrommeld: “Morgen half negen op school.” Ze werden bijgepraat door de NOS-medewerker.
Die nacht heb ik slecht geslapen. Zulke delicate materie. Waar zoveel mensen verdriet aan hebben overgehouden. Zal ik dat verdriet niet groter maken door een onhandige opmerking? Kan ik de waarde van de Kerk recht doen?
Vrijdagmorgen vóór zessen stond de radiowagen op het schoolplein. Ik trof een hartelijke journalist. Mensen in zijn directe omgeving hadden in Den Haag op het jezuïetencollege gezeten. Net als ik hadden zij er een goede herinnering aan. Een soort tweede thuis. Met veel activiteiten naast de lessen. Toch raadde mijn journalist mij aan op dat punt niet al te veel nadruk te leggen: “Op een dag dat er veel kritiek zal klinken op katholieke instituten kon dat wel eens in uw tegendeel werken.”
In de rechtstreekse uitzending werd mij gevraagd wat de berichten over seksueel misbruik met mij gedaan hadden. Tja, wat zeg je dan? “Heel erg voor de slachtoffers. Schaamte. Wie had nu ooit kunnen denken dat we met onze Kerk nog eens in deze toestand terecht zouden komen?” Op de radio werd een van de eerste klokkenluiders gevraagd naar wat hij verwachtte van het rapport Deetman. Ik werd uitgenodigd te reageren. Veel meer dan de inhoud viel mij de boosheid en de woede op jegens de kerk. “Daar kun je alleen maar met eerbied en respect naar luisteren”, zei ik bedremmeld.
Lopend naar de kapel merkte ik op dat óók het evangelie slachtoffer is geworden van het misbruik. Dat evangelie was immers een houvast voor vele mensen. Ook dat was geschaad. Of ik dan nog wel geloofde in het evangelie? “Natuurlijk. Het enige wat ons te doen staat, is doorgaan en kwaliteit leveren. De waarde van het evangelie laten zien.”
Toen het gesprekje met zes leerlingen. “Kun je zien dat het een katholieke school is?” Ze uitten hun waardering over de sfeer op school. Dat er veel nadruk werd gelegd op saamhorigheid. “Denk je niet dat de berichten van vandaag een negatieve invloed hebben voor de school? Het is immers een jezuïetencollege?” “Wat er nu speelt, is lang voor onze tijd gebeurd. Onze ouders hebben ons bewust op deze school gedaan. Afgelopen jaar is er nog een vleugel bijgebouwd, omdat er te weinig klaslokalen waren. Dat van die negatieve invloed valt dus wel mee.” Verstandige leerlingen.
Later op die dag de presentatie van het rapport. Door de heer Deetman zelf. Met indrukwekkend veel eerbied gebracht. Vervolgens de media-aandacht. Met – voor mijn gevoel – heel weinig eerbied. Dan was ‘mijn’ journalist een verademing geweest. Die nacht toch ook weer slecht geslapen. Zo veel spanning die op je inwerkt. Ondanks – of misschien nog wel versterkt door – de vele sympathieke reacties van de mensen op school.