Op internaten dwingen ze tieners toch in een acceptabel keurslijf? Al lang niet meer, volgens Philip Brinckman, internaatsdirecteur van het Sint-Jozefcollege. ‘Weinig kinderen worden nog verplicht om op internaat te komen.’
“We weten niet waar we als ouder gefaald hebben, maar onze tiener wil op internaat”. Zo komen sommige ouders hun kind op internaat aanmelden. In Nederland bestaan ze niet meer, in Vlaanderen zijn er nog meer dan honderd.
Het internaatlandschap in Vlaanderen is vrij divers en dat is goed. Meestal sluit een internaat nauw aan bij de schoolomgeving. Sommige internaten zetten sterk in op zorg en opvang, anderen op structuur, studie-ondersteuning of leren samenleven. Op die manier hebben ouders een zekere keuzevrijheid. Eén ding is duidelijk: weinig kinderen worden nog verplicht om op internaat te komen. Op internaat komen is pure luxe op voorwaarde dat de jongere er de voordelen van ziet en bereid is om de nadelen te verdragen.
Op internaat komen is pure luxe op voorwaarde dat de jongere er de voordelen van ziet en bereid is om de nadelen te verdragen.
Als jongeren zich op het internaat van het Sint-Jozefcollege aanmelden, doen ze dit meestal om enkele specifieke redenen. Een grote groep, vooral meisjes, kiest heel bewust voor het samenleven met vrienden en vriendinnen. Veel jongens gaan voor de sportmogelijkheden en voor de structuur. Een aantal onder hen beseft goed dat ze zich teveel laten afleiden en dat ze baat hebben bij de vastgelegde, stille studiemomenten dankzij de sturende ogen van een studiemeester. Structuur is op internaat belangrijk, maar opvoeden is al lang meer dan een tiener in een maatschappelijk aanvaard keurslijf dwingen.
Maar een internaat kan nog zoveel meer betekenen. Je leert er iemand worden in dienst van anderen. Door nauw met elkaar samen te leven, kun je leren dat verbondenheid een groter goed is dan individualisme. Dit is niet eenvoudig, zeker niet voor tieners die constant op zoek zijn naar hun identiteit. We proberen het belang van deze zoektocht op te roepen door zo’n jongere één puzzelstukje te geven, gekoppeld aan een vraag: Wat stelt dit blauwe stukje voor? Gissend krijgen we dan antwoorden als de zee, of de lucht… Wanneer we de tiener een tiental stukjes geven, zien ze dat het blauwe stukje een onderdeeltje is van een blauwe deur. Je vormt je identiteit in relatie met anderen. Op internaat is dit niet anders. Je komt jezelf op het spoor in verbondenheid. Voor veel jongeren die uit kleine gezinnen komen, voor een aantal die opgegroeid zijn met veel applaus en met egosterretjes als rolmodel, gaat met vallen en opstaan een nieuwe wereld open.
Je vormt je identiteit in relatie met anderen. Op internaat is dit niet anders.
Natuurlijk kan een internaat nog een aantal andere leemtes opvullen. We leven in een informatiesamenleving. We worden bestookt door nieuws, feiten, feitjes en meningen. Een internaat kan hier het verschil maken. Je leert er niet alleen informatie omzetten in kennis en inzicht krijgen in het leren. Het internaat wil ook aanzetten tot zelfregulerend leren: een planning leren opstellen en je eraan houden, maar ook je afsluiten van stoorzenders. Een aantal jongeren geraakt immers verstrikt in het bombardement van informatie en infotainment.
Het wordt steeds duidelijker dat je hen beter verplicht om even uit de informatieratrace te stappen. Internen wordt geleerd om op een verantwoordelijke manier om te gaan met hun smartphone, voor velen hun persoonlijke Heilige Graal. Het toestel mag in de gemeenschappelijke internaatruimtes niet gebruikt worden en zelfs niet zichtbaar zijn. Tijdens de studietijd en voor het slapengaan wordt het toestel in bewaring gegeven. Het loont: veel internen getuigen dat ze zich beter kunnen focussen en dieper slapen.
Een opvoeder die dit mysterie uitstraalt, is als een dansende ster die licht en ruimte schenkt.
Maar een internaat staat of valt met de geest en de geestdrift van de studiemeesters, de rolmodellen waarnaar tieners kunnen opkijken en waartegen ze zich zelfs kunnen afzetten. Ook dat geeft diepte. Opvoeders kunnen slagen in hun opzet omdat ze geloven in de groeikracht van jongeren. Ze weten uit ervaring dat terugkoppeling pas echt werkt als er een klimaat van bevestiging en beloning aanwezig is.
Ook een tikkeltje humor is belangrijk voor de noodzakelijke deblokkering. De ware opvoeders beschikken daarenboven over een rotsvast geloof dat het ‘goed’ komt, ook als het moeilijk loopt. Dit is geen naïef vertrouwen. Het is een oervertrouwen in het wezen van de schepping. Een opvoeder die dit mysterie uitstraalt, is als een dansende ster die licht en ruimte schenkt.