De kwaliteit neemt toe, de tevredenheid neemt af. Verpleeghuisarts Maria van Leeuwen vertelt over haar ervaringen in de ouderenzorg.
Er is veel veranderd in de ouderenzorg in 25 jaar. Niet alleen de zorg, maar ook de oudere en zijn familie hebben een verandering doorgemaakt. En is elke verandering een verbetering? Een van de dingen die men anders is gaan zien is de dood; de komst van de dood is iets wat mensen nu graag onder controle houden, zowel het wel als het niet komen ervan. Daarnaast zijn de eisen die bewoners hebben inzake kwaliteit van leven veranderd.
In 1986, dus al weer 26 jaar geleden, deed ik voor het eerst werkervaring op in een verpleeghuis. Weggestopt in de polderlandschappen waren er afdelingen voor mensen die niet meer alleen thuis konden zijn. Het varieerde van mensen met een ernstige dementie, tot alleenstaande ouderen die een kunstknie hadden gekregen. “Ik heb helemaal geen zin om te oefenen, ik zit niet voor niets in een rusthuis” is een van de opmerkingen die ik me herinner. Evenals de troosteloze zespersoonskamers met zo’n gordijntje en dagen in de pyjama zonder douchecomfort.
Het leefritme was dat van een ziekenhuis. Zusters en dokters bepaalde de regels die patiënten zo lang mogelijk in leven moesten houden. Controles van allerlei medische aard gaven het gevoel van beheersbaarheid. Evenals het vastzetten van bewoners die onrustig waren, of risico hadden om te vallen. Het was overzichtelijk.
Als het de dokter niet lukte om mensen ‘beter’ te maken, dan gingen ze dood. Een feit wat geaccepteerd werd, zeker als de dood niet te lang op zich liet wachten. De euthanasiewetgeving was nog in de maak, en zeker niet bedoeld voor deze bewoners.
Meneer de Dood is nog altijd een goede bekende in het verpleeghuis. Hij komt er dagelijks, tegenwoordig zelfs op verzoek. Voor de bewoners en hun familie is hij echter een relatief onbekende, en dat maakt onbemind. Ook in een verregaand stadium van dementie kiezen families voor intensieve behandelingen, tegen beter weten in.
De tweede, sterk opkomende beweging is het gevoel van het ‘voltooide leven’. Mensen vinden dat zij het recht hebben het eindtijdstip van hun leven te bepalen wanneer het hen niet meer past te moeten leven. Indien er sprake is van een beperkte levensverwachting en voor de arts invoelbaar uitzichtloos lijden kan dit er toe leiden dat de arts kan instemmen met het verzoek van de patiënt om het leven te beëindigen.
Indien de criteria voor euthanasie echter niet gehaald worden en een of meerdere artsen weigeren mee te werken aan het beëindigen van het leven, blijkt er een groeiend onbegrip te ontstaan. Mensen geven aan dat ze door artsen in de steek gelaten worden en eisen een recht op hulp bij zelfdoding. De uitzending van Zembla van vrijdag 10 februari 2012 heeft een voorbeeld laten zien hoe het kan lopen bij zo’n wens tot levensbeëindiging.
Maar ouderenzorg vandaag gaat ook over kwaliteit van leven. Er is fysiotherapie, medicatie, ergotherapie met allerlei hulpmiddelen, pastorale hulp. Dat zat vroeger niet ‘in het pakket’.
Als we de kwaliteit van het leven van de bewoner in het verpleeghuis nu zien, is deze in vergelijking met 25 jaar geleden enorm vooruit gegaan; de bewoner heeft privacy in de eigen kamer, een leger aan (para-)medici zorgt voor een geïntegreerde behandeling, passend bij het ingewikkelde ziektebeeld van de bewoner. Deze toename van kwaliteit is echter niet terug te vinden in de tevredenheid van de bewoner en zijn familie. Uit de jaarlijkse metingen van tevredenheid van bewoner en familie blijkt een afname van tevredenheid over de zorg.
Of de bewoners het in de komende jaren met een stijgend aantal ouderen in de instelling nog zo goed krijgen als nu is lang niet meer zo zeker. Ik vraag me af hoe het met de tevredenheid zal zijn over weer eens 25 jaar.