Wat te verwachten van lokale verkiezingen? In dorpen klopt in de lokale politiek het hart der democratie. Maar dreigen lokale verkiezingen in grote steden geen afgeleiden van de landelijke verkiezingen te worden?
De verkiezingen voor de gemeenteraden hebben in ons land heel wat drukte meegebracht. Plots verschenen in de kranten, op reclameborden, in de voortuinen van villa’s een resem van portretten, zorgvuldig glimlachend en gefotoshopt. Van vele mensen die zich bereid toonden om een zitje in te nemen in de gemeenteraad of om burgemeester te worden. Een massale politieke mobilisering die wijst op de levenskracht van onze democratie, zo zou een optimistische waarnemer denken. Heeft hij gelijk?
Tot op zekere hoogte wel, vooral in kleine gemeentes. Daar hebben de inwoners voldoende informatie over de lokale problemen die zich opdringen aan het beleid en over de lokale kandidaten die zich aanbieden om die problemen op te lossen. En informatie is nu eenmaal het zenuwstelsel van ieder electoraal proces. In het kleine dorp kent de burger de kandidaten persoonlijk. Hij heeft ze herhaaldelijk ontmoet bij de bakker, in het café of rond het voetbalveld. En hij weet wat hij of zij van hen mag verhopen. Hij weet in welke straat een fietspad moet aangelegd worden, waar een rotonde wenselijk is, welk bouwvallig kasteeltje kan worden opgeknapt en omgedoopt tot een cultureel centrum. En hij weet ook dat de kandidaten dat weten en waaraan zij de prioriteit zullen geven. Zo kan hij als verantwoordelijke burger een verantwoorde electorale keuze maken.
Maakt dat de deelname aan de lokale verkiezingen futiel? Nee
Men zal tegenwerpen dat de beleidsprogramma’s van de kandidaten niet anders dan bescheiden kunnen zijn en in werkelijkheid niet sterk van elkaar kunnen verschillen. De ene zal een groter stuk van de begroting besteden aan het verenigingsleven, de ander iets meer aan vlot en veilig verkeer. Maar doorgaans beloven zij allen min of meer hetzelfde. Er zijn nogal wat kleine gemeenten met een lijst van de burgemeester of van ‘gemeentebelangen’. Zelfs voor een ervaren inwoner is het daar moeilijk te achterhalen welk beleidsprogramma daaronder schuil gaat.
Maakt dat de deelname aan de lokale verkiezingen futiel? Nee, want in die gemeenten drukken de burgers door te stemmen hun vertrouwen uit in medeburgers die zij kennen en die, naar zij menen, hun vertrouwen verdienen. En de verkozenen weten dat zij vertrouwen genieten en dat zij dat vertrouwen moeten blijven verdienen. Lokale democratie is een leerschool in politiek vertrouwen.
Heel anders gaat het er in de regel aan toe in grote steden. Daar kennen de burgers hun kandidaten veel minder goed. Om over hen een modicum van informatie te krijgen moeten zij nagaan tot welke partij zij behoren en/of via de media vernemen welke reputatie zij hebben. Maar die indirecte informatie is niet van hetzelfde gehalte als de directe, persoonlijke contacten in de kleinschalige samenleving. Voor de meeste kiezers blijven zij verre onbekenden die onbekende dingen voorhebben en doen. Vele van die verre politici, heeft onderzoek uitgewezen, oogsten meer wantrouwen dan vertrouwen. En hoe verder hun politieke activiteiten verwijderd blijven van de dagelijkse leefwereld van de burgers, hoe meer zij wantrouwen wekken.
Het besluit kan enkel zijn dat wij de lokale verkiezingen zo veel mogelijk moeten blijven valoriseren. In onze kerkelijke sociale leer heet dat het principe van de subsidiariteit. Ja, er zijn pragmatische argumenten om kleinere gemeenten te laten opgaan in grotere. Grotere gemeenten genieten van schaalvoordelen. Zij kunnen minder talrijke maar meer gespecialiseerde en dus meer performante ambtenaren inzetten om een grotere bevolking van dienste te zijn. Als zij het beleid in handen nemen hoeft dat niet meer vertraagd te worden door de moeizame coördinatie van de besluitvorming van vele kleine gemeentebesturen.
Dan moeten de gemeenteraadsverkiezingen voorspellen hoe de nakende nationale verkiezingen zullen uitdraaien.
Anderzijds kunnen grootschalige beleidsprojecten uitgevoerd worden zonder de kleine gemeenten volledig ‘van de kaart te vegen’, letterlijk en figuurlijk. Zij kunnen bijvoorbeeld uitbesteed worden aan de provinciebesturen. En liever niet aan de federale of aan de gewestregering en aan de partijen die daar actief zijn. Want die hebben de onbedwingbare neiging om het politieke beleid naar zich toe te trekken en om de lokale politiek partijpolitiek in te kleuren (te ‘nationaliseren’). Bijvoorbeeld door de kopstukken van hun partij bovenaan de kieslijst van de grote steden te plaatsen.
De grote vraag luidt dan: zal in Antwerpen, in Gent, in Kortrijk de grote tenor van de ene nationale (federale) partij het halen op de grote tenor van de andere nationale (federale) partij? Dan moeten de gemeenteraadsverkiezingen voorspellen hoe de nakende nationale (federale) verkiezingen zullen uitdraaien. En zullen zij de aandacht afleiden van de problemen waarvoor de lokale overheden verantwoordelijk kunnen en moeten zijn.