Jan Stuyt las De mensengenezer, over een jezuïet die vol idealen naar Congo gaat. Deze bestseller leerde hem meer over de missie dan de verhalen van zijn medebroeders.
Twee verhalen lopen door elkaar in het mooie boek De mensengenezer. Het eerste is de geschiedenis van Remi, een boerenzoon, afkomstig uit de Westhoek in Vlaanderen waar in de Eerste Wereldoorlog mannen crepeerden in de loopgraven. De jongen heeft idealen en dromen en voelt zich begin jaren zestig van de vorige eeuw geroepen om mensen te genezen. Hij treedt in bij de jezuïeten, studeert in Leuven en vertrekt naar Afrika. Daar komt hij terecht in het zuiden van Congo, tegen Angola aan, een arm landbouwgebied. Hij wordt antropoloog en verlaat de orde voordat hij priester wordt gewijd. De schrijver noteert nuchter maar inlevend het verhaal van geroepen zijn, missionaris worden en terugkeren.
De jongen heeft idealen en dromen en voelt zich begin jaren zestig van de vorige eeuw geroepen om mensen te genezen.
De tweede verhaallijn van het boek wordt gevormd door de gesprekken met oud-missionaris Renaat Devisch, die model heeft gestaan voor de hoofdpersoon. Devisch was jezuïet van 1963 tot 1970. Peeters zoekt naar alle mogelijke sporen van dat leven en gaat daarvoor zelfs naar Congo om in het ver gelegen Popokabaka onderzoek te doen. De schrijver noemt zijn boek een roman. Dat is het ook, maar gebaseerd op een echt leven.
Een roman van Dostojevski geeft meer inzicht in zielenroerselen dan een handboek psychologie. Zo heb ik door dit boek meer geleerd over de aanwezigheid van onze paters in Congo dan uit de verhalen van medebroeders jezuïeten die er jaren gewerkt hebben. Je wordt deelgenoot gemaakt van de afstand van thuis; van het gevoel dat je als Europeaan ondanks al je inzet vreemdeling bent en blijft, van het worstelen met de taal en met de hopeloze uitzichtloosheid van het publieke bestuur.
Zo heb ik door dit boek meer geleerd over de aanwezigheid van onze paters in Congo dan uit de verhalen van medebroeders.
De dromen van Remi’s jeugd, de opleiding bij de jezuïeten en het veldonderzoek in de Afrikaanse dorpen bij de Yaka passen bij elkaar. Toch besluit hij rond zijn 26e dat hij niet geroepen is jezuïet te blijven. Dat is ook een verhaal dat verteld wordt: hoe je op grote levenskeuzes kunt terugkomen zonder ontrouw te zijn.
Koen Peeters heeft Congo bezocht en hij heeft in de Westhoek met de familie van zijn jezuïet gesproken. Hij heeft meer dan twintig jezuïeten geïnterviewd en geeft een beeld van het noviciaat in Drongen in de jaren ’60 en van Heverlee in diezelfde tijd.
Peeters is opgeleid als antropoloog en heeft geleerd om goed te observeren. Hij schrijft over de jezuïeten met sympathie: ‘Zij waren minzaam, nooit overdreven vroom […] Ik vond hen sterk, gedreven, onverstoorbaar zelfs. Het feit dat zij niets persoonlijks bezaten had hun een enorme vrijheid gegeven. Soms noemt men hen elitair, maar ik vond hen nooit hooghartig. Ze controleerden, dat wel, en in de eerste plaats zichzelf. Niemand van hen zei een kwaad of cynisch woord, ze verspreidden geen roddels. Hooguit zeiden ze: Die heeft een andere mening’ (blz.139).
Ze controleerden, dat wel, en in de eerste plaats zichzelf. Niemand van hen zei een kwaad of cynisch woord.
De mensengenezer legt een geschiedenis vast van edelmoedige mannen in een ver land. Een zending die evolueerde van zendingsdrang naar breed en goed onderwijs, van de houding van iets brengen naar een houding van luisteren, studeren en verstaan. Het is een periode van zending en onderwijs die nu wordt afgesloten maar die het verdient om goed te worden vastgelegd. Dat is hier met aandacht en zorgvuldigheid gebeurd.