In april 1994 vroegen de Rwandezen zich af: Waar is de God van Rwanda gebleven? Zal de zon weer schijnen in Rwanda? Achtentwintig jaar na de genocide geeft de Rwandese jezuïet Marcel Uwineza enkele antwoorden, gebaseerd op de noodzaak van bekering, de vooruitgang van het land, en zijn eigen reis.
Uit de analyse van het tragische verleden van Rwanda blijkt dat de genocide op de Tutsi’s niet enkel plaatsvond omdat leiders bevelen gaven aan hun ondergeschikten. De moordenaars waren ervan overtuigd dat zij moesten doden, niet alleen doordat propaganda angst en haat zaaide, maar ook doordat hun samenleving reeds lang in geweld was gedompeld en zich aan elke morele verplichting onttrok.
Iedere Rwandees was gewond, ongeacht zijn etnische ‘etiket’
Talloze mensen vonden de dood, overal lagen lijken. Tallozen bleven achter als weduwe of wees. Het land lag in puin en gesloopte huizen kenmerkten de heuvels. Iedere Rwandees was gewond, ongeacht zijn etnische ‘etiket’, hoewel de wonden varieerden in graad. Het verschrikkelijke verleden van Rwanda is een belediging voor de ethiek van verantwoordelijkheid. Jezuïet Théoneste Nkeramihigo merkt op: “Tenzij men aanvaardt dat het behoren tot een etnische gemeenschap een straf is die de doodstraf verdient, rechtvaardigt niets de uitroeiing van zoveel mensen die slachtoffer werden omdat zij simpelweg waren wie zij waren.”
De Rwandese kerk zou een morele, religieuze en intellectuele bekering moeten ondergaan als theologische imperatief. Vrijwel vanaf haar ontstaan, is zij gevormd door burgerlijke en klassegevoelens, bezorgdheid om aanzien en materieel succes, zuivere orthodoxie, een zwak of oppervlakkig begrip van de God van Jezus Christus en lippendienst aan zijn evangelie.
De oorzaken van de wonden van Rwanda zijn veelzijdig. Er is de prekoloniale ongelijkheid, de koloniale racialisering van de Rwandezen, de economische en politieke crises van de jaren ’80 en ’90, en de broze regionale en op klasse gebaseerde politieke groepering die koste wat kost de staatsmacht wilde behouden. Daarnaast zijn er de gevoeligheden tussen Hutu’s en Tutsi’s in zowel Rwanda als Burundi, de politiek van etnische identificatie die centraal stond bij de uitvoering van de genocideplannen, en zo kunnen we de lijst langer maken.
Bekering is een proces, niet alleen een gebeurtenis.
Onder de Rwandese martelaren telt men de kinderen van de Nyange High School, die in maart 1997 door Interahamwe-milities werden gedood toen zij weigerden zich langs etnische lijnen op te splitsen. Hun offer is een inspiratiebron voor de bekering van de harten. De overgang van één (in toelating beperkte) nationale universiteit in 1994 naar meer dan tien universiteiten in 2020 heeft ook de mentaliteit van de Rwandezen veranderd.
Vóór 1994 werden studenten van de middelbare scholen en de tertiaire instellingen ingedeeld naar etniciteit en kregen zij een voorkeursbehandeling. Dit was een methode om de ontwikkeling van de toekomstige elite te verzekeren. Hoewel de kwaliteit van het onderwijs na de genocide nog te wensen overlaat, is de afschaffing van deze etnische identificatie van studenten en docenten een prestatie.
Bekering is een proces, niet alleen een gebeurtenis. Rwanda heeft nog grote stappen te zetten. De bekering moet uitgaan van het gebod van de waarheid, die alle “regio’s” van de Rwandese geschiedenis moet bezoeken, ook de wonden die nog onbedekt zijn. Een jaar na de genocide schreef Augustin Karekezi SJ: “We hebben nog steeds redenen om te dromen.” Bij die eerste herdenking bracht hij de woorden van Jeremia in herinnering – woorden die inspireren tot bekering voor een nieuwe Kerk: “De Heer zegt: ‘Ik weet welke plannen Ik met u heb, plannen voor uw welzijn en niet voor uw schade, om u een toekomst met hoop te geven'” (Jer 29,11).
Ik ontmoette de moordenaar van mijn broers en zuster
In de laatste twintig jaar leidde God mij persoonlijk door een school van vergeving. Ik ontmoette de moordenaar van mijn broers en zuster. Toen hij me zag, kwam hij op me af. Ik dacht dat hij mij ook kwam doden. Maar ik kon niet geloven wat er gebeurde: als in een film knielde hij en vroeg mij hem te vergeven. Na een tijd van verwarring, door een kracht die ik niet kon beschrijven, nam ik hem, omhelsde hem en zei: “Ik vergeef je, de Heer is goed voor me geweest”. Sindsdien voel ik mij vrij. Ja, in sommige gevallen betekent vergeven het onvoorstelbare doen.
Vertaling & bewerking: Rick Timmermans