Zicht krijgen op Jezus, op de Jezus van toen, daar is Herman Paulussen afgelopen jaren mee bezig geweest. In Marcus vond hij de gids die hij zocht.
Waarom schrijf ik niet gewoon ‘op zoek naar de historische Jezus’ of ‘op zoek naar Jezus van Nazareth’? Om te benadrukken dat ik geen theoretische figuur zoek maar de concrete mens die daar en toen geleefd heeft. Maar hoe die afstand en die eeuwen overbruggen? De psycho-analyticus Eugen Drewermann wijst me een weg: de ontmoetingen van Jezus. Zo’n gebeuren tussen mensen is immers van alle tijden en alle culturen.
Mattheüs verzwijgt steeds weer Jezus’ gevoelens zoals verwondering
Lees bijvoorbeeld Jezus’ confrontatie met de gewelddadige bezetene (Marcus 5,1-20). Na een wat onhandige aanpak krijgt Jezus pas echt contact door de man zijn naam te vragen. Mattheüs vertelt deze gebeurtenis heel anders. Bij hem gaat het niet om één maar om twee bezetenen en over een gesprek schrijft hij niets. Trouwens, ook elders, telkens als Marcus vertelt hoe Jezus zich over één blinde ontfermt maakt Mattheüs er twee blinden van en laat hij het gesprek weg. Waarom zou hij dat doen? En welk verschil maakt dat voor ons als lezer ?
Omdat in onze liturgie de evangelies om beurten aan bod komen, zijn wij geneigd aan alle vier hetzelfde historische gezag toe te kennen. We zeggen bijvoorbeeld: “Marcus laat het Onze Vader en de Bergrede weg. In feite is het juist omgekeerd. We weten immers dat Marcus, zegsman van ooggetuige Petrus, als eerste geschreven heeft en dat Mattheüs en Lucas bij hun redactie Marcus’ tekst voor zich hadden liggen. Zij hebben het Onze Vader en de Bergrede toegevoegd vanuit andere bronnen.
Bij systematische vergelijking van Mattheüs met Marcus zie je dat de verschillen niet toevallig zijn. Mattheüs verzwijgt steeds weer Jezus’ gevoelens zoals verwondering, verontwaardiging, onmacht, sympathie of tederheid. Anderzijds voegt hij veroordelende passages toe, vaak in de strenge bewoordingen van Johannes de Doper. En zo verduisteren zijn weglatingen de menselijke trekken van Jezus, terwijl zijn toevoegingen de verkondiger van de blijde boodschap dreigen te herprofileren tot een afstandelijke boeteprediker. Ik wil Mattheüs niet verdenken van boze bedoelingen. Zijn verering en ontzag voor Jezus projecteert hij op diens aardse leven. Ook werden in de periode waarin Mattheüs schrijft de volgelingen van Jezus uitgesloten van de synagoge. Zijn reactie is begrijpelijk maar moet mijn beeld van Jezus niet vertekenen. De ingrepen van Mattheüs vestigen waarschijnlijk ongewild mijn aandacht juist op de menselijkheid van Marcus oorspronkelijke tekst.
Naast die synoptische weg vond ik bij Marcus nog een verborgen toegang, het zogenoemde ‘messiaans geheim’. Met die naam wees de exegeet W. Wrede op een paradox. Telkens weer verbiedt Jezus dat men hem erkent als messias, terwijl hij toch de gedreven verkondiger is van de blijde boodschap. Deze verbergt hij in parabels die hij slechts voor enkele vertrouwelingen ontsluit. Wrede heeft die tegenstrijdigheden juist opgemerkt. Hij beschouwt ze echter als niet-historisch. Ze zouden geconstrueerd zijn door de redacteur Marcus. Wrede’s argumentatie overtuigt me niet. Mij lijkt een eenvoudiger verklaring dat Jezus, hoewel zeer bewust van zijn zending, vooral niet begaan is met zijn statuut. Dat mocht de aandacht niet afleiden van zijn kernachtige boodschap: ‘Gods koningschap is nabij gekomen, het is in jullie bereik’. En van zijn oproep : ‘Verander van gedachten en vertrouw jullie toe aan de blijde boodschap’ (Mc 1,14-15).
Het doorbreken ook van een latere dogmatische vervreemding
Hoe moet het dan met de vele Ik-woorden in het Johannesevangelie? Daar lijkt Jezus het toch herhaaldelijk over zichzelf te hebben: ‘Ik ben de waarheid’, ‘Ik en de Vader zijn één’, enzovoort. Blijkbaar legt Johannes de vrucht van zijn eigen meditaties in de mond van Jezus die hij terecht is gaan erkennen als ‘de waarheid’ en als zeer verbonden met God.
Zo denk ik bij Marcus een meer oorspronkelijk beeld van Jezus teruggevonden te hebben. Ik ervaar dit als een bevrijding, het doorbreken ook van een latere dogmatische vervreemding. Ik moet mijn geloven en mijn hopen niet uitdrukken in onveranderlijke en onverstaanbare bewoordingen. En ook de concrete morele voorschriften waarmee Gods koningschap ons oproept mogen evolueren met de menselijke bewustwording. Het maakt mij blij.
En toch ben ik niet helemaal voldaan met dit beeld van de Jezus van toen, hoe bevrijdend ook. Ik begin te beseffen dat ik eigenlijk op zoek ben naar de Jezus van nù, de levende. Ik begin te beseffen dat ik hem slechts van binnenuit kan leren kennen, door te leven en te handelen zoals hij leefde en handelde, door hem na te volgen, of – zoals hij in Marcus 8, 34 letterlijk zegt – door ‘achter hem aan te gaan.
Afbeelding: ‘The Last Supper’ door Faisal Abdu’allah.