Geloven in de Drie-eenheid is geloven in God als liefdesgemeenschap. En dat werkt door in de manier waarop een gelovige in het leven staat.
In de jaren 1980 kwam in Congo-Zaïre de toenmalige president Mobutu in aanvaring met de katholieke kerk. In een volksmeeting verklaarde hij dat men in Zaïre geen christelijk geloof nodig had want, zei hij, “onze voorvaderen geloofden ook in God”. De Congolese bisschoppen reageerden met een prachtige brief over “het geloof in Jezus Christus”.
Christenen geloven inderdaad in Jezus Christus en in God zoals Hij Hem heeft leren kennen. De God van Jezus is geen eenzame tiran die almachtig en bestraffend op zijn onderdanen neerkijkt en hen schrik aanjaagt. Het is geen God die men met dierlijke of zelfs menselijke zoenoffers moet trachten goed te stemmen of bedaren. Het is ook geen verre God die in zijn ongenaakbaarheid de mensheid aan haar lot overlaat. Het is een God die Jezus Christus heel gemeenzaam Abba noemde, zoals een kind zijn vader noemt. Een God met wie hij zich liefdevol intiem verbonden voelde: “Gij in mij en Ik in U”. Een God die Hem als welbeminde zegende met zijn Geest: “Hij zag de hemel openscheuren en de Geest als een duif op zich neerdalen. En er kwam een stem uit de hemel: ‘Gij zijt mijn Zoon, mijn veelgeliefde; in U heb Ik welbehagen’.
Het is trouwens “goed voor u dat Ik heenga
Het heeft enkele eeuwen geduurd om in het christelijk denken klaar te komen met die onuitputtelijke goddelijke werkelijkheid van Vader, Zoon en Geest. De evangelist Johannes drukt het nochtans al prachtig uit. Wanneer Philippus aan Jezus vraagt die Vader waarover hij met zoveel aanhankelijkheid spreekt, aan de leerlingen te tonen, zegt Jezus: “Ik ben zolang met u en jullie kennen mij nog niet, Philippus? Wie mij ziet, ziet de Vader (…) Gelooft ge dan niet dat ik in de Vader ben en Hij in mij is?” Terwijl Jezus spreekt over zijn intieme verbondenheid met de Vader, spreekt Hij ook over “de Helper, de heilige Geest, die de Vader in mijn Naam zal zenden”. Het is trouwens “goed voor u dat Ik heenga; want als Ik niet heenga, zal de Helper niet tot u komen. Nu Ik wel ga, zal Ik Hem tot u zenden.”
Hier is sprake van een goddelijke werkelijkheid die alles te boven gaat van wat we ons als mensen over God kunnen voorstellen. De schrijver van de Johannesbrieven vat die werkelijkheid bondig samen: “God is liefde”. God is in zichzelf relatie van liefdevolle gemeenschap tussen Vader, Zoon en Geest. Want: “Vader, alles wat van Mij is, is van U en alles wat van U is, is van Mij”.
Er is een Frans spreekwoord: “Zeg mij met wie ge omgaat en ik zal u zeggen wie ge zijt.”
En er is meer. Die Helper, die Geest die Jezus belooft ons te zenden, maakt mogelijk dat wij op onze beurt als mede-erfgenamen in de Zoon zelf worden opgenomen in die liefdesgemeenschap: “wie Mij liefheeft, zal door mijn Vader bemind worden; ook Ik zal hem beminnen en wij zullen bij hem onze intrek nemen”. Belofte waarvan Paulus zegt in zijn brief aan de christengemeente van Rome dat “Gods liefde in ons hart (is) uitgestort door de heilige Geest die ons werd geschonken.”
Er is een Frans spreekwoord: “Zeg mij met wie ge omgaat en ik zal u zeggen wie ge zijt.” Wie met God omgaat als met een eenzaam tiran die almachtig over de mensheid heerst, riskeert dit na te bootsen in een menselijke samenleving die despotisch wordt bestuurd. Wie met God omgaat als liefdesgemeenschap waarin wij als mens deel hebben, zal dit ook willen weerspiegeld zien in een menselijke samenleving van broederlijke verbondenheid: “ opdat zij allen één mogen zijn zoals Gij, Vader, in Mij en Ik in U.”
Afbeelding: uitsnede van James Keay-Bright (Welsh, 1965–), Trinity Redemption, 2013. Foto gemaakt door Victoria Emily Jones. Lees hier meer over dit schilderij.