Bert kijkt naar een wandtapijt over Jezus’ doop. Is het met opzet dat we Jezus alleen van de achterkant zien en van Johannes juist het gelaat? “Alle gedoopten zijn geroepen om het gezicht en de handen van Jezus te zijn.”
Onder een grootse, gouden zon, schitterend symbool van Gods weldadige aanwezigheid, zijn wij getuigen van een bijzondere ontmoeting tussen twee mensen in een dorre woestijn. In die zandwoestijn kunnen wij zelfs de vingerafdruk van Gods Geest herkennen, die waait waarheen Hij maar wil en alles, zelfs droogte, met liefde doordringt. Wij zien niemand anders. De woestijn krijgt betekenis door hun eenvoudige, eerder onopvallende en stilzwijgende handeling: die van het dopen en van het gedoopt worden.
De doper hier is niet “degene die doopt met de Heilige Geest” (Joh 1,33), wellicht de meest intieme definitie van Jezus voor woestijnbewoners die wij toch al te vaak zijn, ook al leven wij in een stad. Vooraleer de Geest in overvloed te geven als verkwikkende regen en frisse dauw, knielt Jezus en buigt zich om gedoopt te worden. Daartegen verzet Johannes de Doper zich met alle macht, niet begrijpend: “Ik ben het die door u gedoopt moet worden, en Gij komt naar mij toe!” (Mt 3,14)
Ook om te tonen dat het Licht van de wereld zich identificeert met kwetsbaren
Nee, Hij laat zich niet dopen om zuiver te worden van zonden, want dat is Hij al. Jezus buigt zich ook niet om van Johannes een bevoegdheid of een zending te ontvangen. Van Jezus zien wij enkel zijn naakte rug, als het ware een voorsmaakje op zijn passie. Wij zien zijn gezicht niet. Dit als uitnodiging voor ons om zijn plek in te nemen, maar ook om te tonen dat het Licht van de wereld zich identificeert met kwetsbaren, zondaars, armen, vernederden en uitgestotenen.
Het eerste dat wij zien van Jezus zijn diens blote voeten: voeten die onvermoeid over de bestofte wegen van Galilea zullen gaan om mensen te genezen en te bevrijden, opnieuw recht te doen staan en hoop te geven. Wij zien niet eens zijn handen: Jezus doet niets; Hij laat zich doen. Hij laat zich dopen. Vanaf zijn eerste profetische optreden in de woestijn klinkt als een herkenbaar refrein zijn hoogstpersoonlijke en verrassende manier van Redder en Heer te zijn: nederig gebogen en kwetsbaar aangeboden, vol vertrouwen op de Vader. Het Woord van God heeft geen woorden nodig om ons alles te zeggen wat er te zeggen valt. Het Woord is mens geworden van vlees en bloed.
Het is nu aan Johannes de Doper om iets te geven dat hij niet heeft en dat niet van hem is, eigen aan elke bedienaar van de sacramenten na hem. Schroomvol dus, bescheiden en gehuld in een aanstekelijke stilte, giet Johannes een beetje water op het hoofd van de Heer die hij bewondert, het Lam Gods dat de zonden van de wereld wegneemt. Een beetje water in de woestijn, een schaal en een eenvoudige en toch buitengewone handeling zijn voldoende om de stem opnieuw te horen: “Deze is mijn geliefde Zoon, in wie ik welbehagen heb” (Mt 3,17). De echo daarvan weerklinkt nog steeds tot in de diepste en dorste woestijn.
Opvallend is het dat wat wij van Jezus niet zien het enige is dat wij van Johannes duidelijk te zien krijgen: zijn gezicht en zijn handen, waarin wij de Meester herkennen. Ja, alle gedoopten zijn geroepen om het gezicht en de handen van Jezus te zijn, zijn voeten en zijn lichaam. In die zin vullen Johannes en Jezus elkaar aan: de stem in de woestijn en het Woord van God; de voorloper en de Verlosser; de asceet en degene die at en dronk met zondaars (vgl. Mt 11,19). Beiden hebben hun eigen manier gevonden om de indringende stem van de Vader te beantwoorden, stem die als leitmotiv door de Schriften klinkt: Ik heb de ellende van mijn volk gezien… Ach troost, troost toch mijn volk… (vgl. Ex 3,7; Jes 40,1)
Om zoals Jezus eerst stilzwijgend te buigen en te knielen voor een ander
Jezus’ gelaat, die ons de Vader toont (vgl. Joh 14,9), wordt hier enkel zichtbaar in Johannes. Wanneer de wisselvalligheden van het leven ons beletten het gezicht van Jezus te zien is de tijd wellicht opnieuw aangebroken om op zijn “mooie en nederige plek” (zoals Ignatius dat zegt) plaats te nemen om zoals Jezus eerst stilzwijgend te buigen en te knielen voor een ander. Alleen zo zullen wij iets meer op Hem gelijken en, zoals Johannes en zovelen na hem, onze eigen roeping ontdekken om op onze manier stem te zijn in de woestijn, zout der aarde en licht van de wereld.