De honderdman uit het evangelie was zich bewust van zijn macht. Net als van zijn onmacht trouwens. En in die machteloosheid kon iets spannends gebeuren.
Het woord gezag, heeft dat iets te maken met zeggen? Of met zien? Met zeggen in elk geval wel. Wie zegt: “ik heb gezag over jou” zegt: “ik heb wat over jou te zeggen. Of heeft gezag te maken met zien? Als de mensen tegen je opzien, je naar de ogen zien?
Dat zeggen we toch zo: “ik zie jou wel zitten”
Bij elke nieuwe ontmoeting speelt hetzelfde krachtenspel: heeft de ander wat over mij te zeggen, ziet de ander mij zitten, zie ik de ander zitten? Ja, dat zeggen we toch zo: “ik zie jou wel zitten”.
Wat gebeurt er bij een nieuw contact tussen mensen? Op het eerste gezicht vindt er een inschatting plaats, impulsief schat je in wat de ander voor jou betekent. Letterlijk in een oogwenk besluit je of jij de sterkste bent, de beste, de grootste. Of juist niet, dan heeft de ander dus de macht.
Altijd weer is er de behoefte om te controleren, of je de macht niet kwijt raakt. Het is meer een impulsieve reactie dan een verantwoord oordeel: is de ander een bedreiging voor mij of aanvaard ik de ander als gelijke? In dat geval kan ik openstaan voor een nadere kennismaking. Maar ik kan me ook sterker voelen dan de ander. Dan heb ik de machtspositie.
In ons mensen heeft de oerdrift om te overleven alles te maken met gezag: je schat in of de ander je meerdere of dat jij de ander de baas bent. In dat laatste geval heb jij het meest te zeggen. Dan ziet de ander jou dus zitten.
In het drukke leven van Jezus was er op een dag die man die gezag had. Als militair in een bezet land vertegenwoordigde hij het gezag van het verre Rome: de Bijbel noemt hem een honderdman. Dat betekende dat hij leiding gaf aan honderd soldaten. Gezag heb je dan vanuit je aanstelling, maar het werkt beter wanneer de soldaten je zien zitten. Deze honderdman kon tegen zijn bediende zeggen: “Doe dit of doe dat!” En die deed dan wat hem opgedragen werd.
Toevallig heeft hij zijn knecht nu meteen wél echt nodig.
Maar nu zit die honderdman met een probleem: die knecht is ineens ziek, jammer genoeg. En zo ver reikt zijn gezag echt niet, dat hij tegen zijn knecht kan zeggen “wees gezond”. Maar toevallig heeft hij zijn knecht nu meteen wél echt nodig.
Nu heeft de honderdman gehoord van ene Jezus. Dat die de kracht én de macht heeft om iemand echt beter te maken. En je hoort hem denken: “Die Jezus ga ik aanspreken, maar hij hoeft niet bij mij binnen te komen; ik weet dat hij, als jood, dat niet mag. Dat volk vindt mijn woning onrein of zoiets, wat ze daar ook mee bedoelen. Dat wil ik best respecteren.
Hij besluit Jezus zijn situatie uit te leggen. “In mijn rapporten heb ik al lang tussen de regels door gelezen, dat u evengoed als ik macht bezit, in militaire taal “gezag uitoefent”. Maar niet over soldaten of bedienden. Ik begreep dat u ook commandeert over ziekten, en dat ook de storm, het weer, naar u luistert en doet wat u het oplegt. Ik ben geneigd ook dat een vorm van gezag te noemen. Een sterke vorm van gezag trouwens. En nu zit ik met een probleem, dat ik u voor wil leggen…”
En we kennen zijn verzoek aan Jezus: Heer ik ben het niet waardig dat u onder mijn dak komt, maar mijn knecht is ziek, zou u wat voor mij willen doen? Zie mij in mijn onmacht. U bent mij daarin echt de baas. Heel alsjeblieft. Dank je wel.