Jezus vergelijkt in een parabel het rijk Gods met een parel (Mt 13, 45 – 46). Een mens die de parel van het geloof heeft gevonden, is overweldigd door haar waarde, zodat hij in staat is alles wat hij bezit op te geven om maar die kostbare parel in zijn hart te kunnen dragen.
De parabel waarover Jezus spreekt, raakt me diep. Want hij toont mij iets waar ik zelf niet voor kan zorgen in het diepste van mijn persoon. Mijn leven en alles wat ik bezit in vertrouwen overgeven zonder halsstarrig te zijn, dat is mij teveel gevraagd. Ik kan de twijfel rond mijn bestaan en de absurditeit van het leven niet loslaten, ik kan het niet verkopen.
Ik wil rondom mensen zijn die de parel in hun hart bewaren en ik wil altijd in haar nabijheid zijn
Maar als ik die parel zie, kan ik haar niet laten passeren. Ze is te mooi, ze is pure schoonheid en voldoening. Ik wil over de parel leren, ik wil rondom mensen zijn die de parel in hun hart bewaren en ik wil altijd in haar nabijheid zijn. In kunst, in sociale interacties en in alles wat zich in het leven van de mens afspeelt. Ik wil altijd de enorme wijsheid, schoonheid en voldoening van de parel in mijn nabijheid hebben. Ik wil er in zwemmen, er in ijlen.
Maar zelf kan ik de parel niet volledig in mijn hart dragen, dat is te absurd, ik kan er nauwelijks in geloven. Maar ik wil het geloven en ik wil het dragen in mijn hart. Daarom kan ik niet anders dan ze in mijn handen dragen. Ik aanschouw haar en laat haar zien aan anderen. Ik zal de parel in mijn handen houden, haar schoonheid aanschouwen en ze doorgeven. Maar kan ik ze zelf wel dragen in mijn hart? Al wil ik het, daar lijkt mijn geloof te klein voor en daar ben ik te hoogmoedig voor.
Van een afstand zie ik Jezus rondlopen. Omsingeld door een massa mensen knikt hij me toe. Ik knik terug naar hem. Die knik van hem is genoeg, de parels van zijn eeuwige ogen, daarvan getuig ik.
Foto door Marin Tulard via Unsplash