Je kunt veel weten van je geloof maar als je het niet ervaart, mis je iets wezenlijks. Daarom begon een kapelaan 100 jaar geleden gebouwen uit Jezus’ tijd na te bouwen.
‘Ik wist het eigenlijk wel, maar het is toch anders wanneer je er zo doorheen loopt.’ Een nieuwe hoogleraar van de Radboud Universiteit die ik rondleid door Soeterbeeck, het universitaire conferentiecentrum, dat de uitstraling van het vroegere slotklooster nog zichtbaar heeft bewaard. We spraken over het Brabantse katholicisme, waaruit de universiteit is voortgekomen. Weten en ervaren, ze vullen elkaar aan.
Vanuit die intuïtie dat ervaren belangrijk is, besloot honderd jaar geleden een Brabantse kapelaan om de belangrijkste gebouwen uit de tijd van Jezus na te bouwen op de heuvels tussen Nijmegen en Groesbeek. Zelf was hij onder de indruk van zijn eigen bedevaart naar het Heilig Land. Maar een bedevaart naar Palestina was niet voor iedereen weggelegd. Bovendien, had hij gemerkt, dat je daar toch niet echt ervaart hoe het er vroeger heeft uitgezien.
Hij had een Nijmeegse kunstenaar ontmoet, Piet Gerrits, die twee jaar in Palestina had gewoond om het land van de Bijbel beter te leren kennen. In die twee jaar maakte hij veel schetsen van het dagelijks leven en versierde hij verschillende kerken met zijn schilderingen. Met zijn kennis van het plattelandsleven moest het mogelijk zijn hier in ons land een indruk te geven van hoe het was in de dagen van Jezus. Zo ontstond de Heilig Land Stichting.
Ze begonnen met wat ze het belangrijkste vonden: de ‘bovenzaal’ van het laatste avondmaal, het ‘cenakel’ (latijn voor eetkamer). Dit moest een monument voor de eucharistie worden, een bedevaartsplaats; daarom werd deze zaal omgeven door een kerkgebouw. Ze kenden een architect, Jan Stuyt, die een kerk in oosterse stijl ontwierp. Het was Piet Gerrits zelf die in de loop van de tijd de kerk prachtig verfraaide met mozaïeken en schilderingen.
Na het laatste avondmaal richtte kapelaan Suijs zich op wat daarop volgde: het lijden en de dood van Jezus. Op de heuveltop achter de kerk verrees de Calvarieberg, met een oosters graf; onderweg erheen werden de hoogtepunten uit de kruisweg afgebeeld. Bij de Calvarieberg werd een begin gemaakt met een kerkhof.
In de jaren erna volgden de Hof van Olijven, het dorp Nazareth met een synagoge, de geboortegrot in Bethlehem, het paleis van Pilatus en het Joodse Sanhedrin, een vissersdorpje en een herberg. Er kwamen bezoekers, pelgrims ook. Paters Montfortanen kwamen er wonen om rondleidingen te geven. Zij vertelden over de Bijbelse achtergronden en wilden zo een betere kennis van de Bijbel verbinden met de ervaring van het wandelen tussen deze kopieën van al niet meer bestaande gebouwen. Weten en ervaren.
In onze tijd is het weten – het kenniselement – steeds belangrijker geworden. In wat nu Museumpark Orientalis heet, krijgt het weten vorm in tentoonstellingen en documentatie over de godsdiensten, vooral over christendom, jodendom en islam. En dankzij restauratie van de monumenten en de inzet van vrijwilligers als figuranten, blijft de component van het ervaren levend.
Jammer genoeg staat er een hek tussen het museumpark en de begraafplaats: de Calvarieberg, het graf en de kruiswegstaties vallen buiten het park. De ‘bovenzaal’ is niet langer zichtbaar in de kerk, die tot de mooiste kerkgebouwen in Nederland behoort. De naam ‘Cenakel-kerk’ en een groot mozaïek van het laatste avondmaal in de loggia boven de ingang kunnen de bezoeker van de kerk herinneren aan de oorspronkelijke bedoeling van de bouwers.
Weten over de oorsprong van onze christelijke traditie kan worden aangevuld met het ervaren dat het Museumpark biedt, maar dan liefst weer in zijn totaliteit, met de Calvarieberg en het Cenakel als volwaardige onderdelen.