Hoe kunnen westerlingen vruchtbaar samenleven met moslims? De Syrische jezuïet Victor Assouad benadrukt de gematigde aard van de islam en geeft adviezen.
Christenen en moslims leven al meer dan veertien eeuwen samen in de Arabische wereld. In die tijd hebben we van alles meegemaakt: van periodes van vreedzaam naast elkaar bestaan tot de heftigste conflicten. Sinds een aantal jaren trekt echter de radicale vleugel van de islam de meeste aandacht.
Geeft dit fundamentalisme een juist beeld van de islam en de moslims? Alle godsdiensten en kennen periodes waarin ze worden verleid tot fundamentalisme. De islam wil eigenlijk een godsdienst van vrede zijn. Alle soera’s van de Koran beginnen met hetzelfde vers: ‘In naam van God, de barmhartige, de erbarmende…’ Gelovig moslim-zijn houdt in dat je je onderwerpt aan God en aan de vrede met je naaste.
De islam is bij uitstek een godsdienst van gematigdheid. De moslimwetgeving, de sharia, probeert de godsdienst aan te passen aan de menselijke mogelijkheden die nu eenmaal beperkt en kwetsbaar zijn. De regels voor gebed, vasten en aalmoezen, en de huwelijksvoorschriften willen de moslims helpen zelf gelukkig te worden en in vrede te leven met anderen.
Gelovig moslim-zijn houdt in dat je je onderwerpt aan God en aan de vrede met je naaste.
Daarom vinden moslims juist de leefregels van christenen te veeleisend en te weinig aangepast aan wat een mens aankan. Enerzijds brengen ze er bewondering voor op. Maar anderzijds vragen ze zich of hoe je aan iemand die je op ene wang slaat, de andere kunt toekeren. Bemin je vijanden – kan dat? En hoe kan iemand een leven lang seksuele onthouding beloven?
Moslims hebben moeite met sommige punten uit de christelijke leer. Zo zien zij de drievuldigheid als een vorm van polytheïsme. En de incarnatie is volgens hen een ontkenning van Gods transcendentie. Maar zij kijken weer hoog op tegen de christelijke deugden van geloof, hoop en liefde. Zij hebben diep respect voor christenen die oprecht vanuit hun geloof leven. Zij maken dankbaar gebruik van hun zieken- en verzorgingshuizen, scholen en universiteiten en zijn er zelfs trots op dat ze daar gewoon toegang toe hebben. Ze hebben diep respect voor de mannelijke en vrouwelijke religieuzen. Ze noemen ze ‘engelachtige mensen’.
Als christenen en moslims in de Arabische wereld zo’n lange tijd als goede buren konden samenleven, kwam dat vooral door het feit dat ze elk geworteld stonden in hun eigen identiteit. Zij konden samenwerken op allerlei gebied, vriendschappen sluiten en gezamenlijke projecten opzetten; met behoud van de onderlinge verschillen.
Ze hebben diep respect voor de mannelijke en vrouwelijke religieuzen. Ze noemen ze ‘engelachtige mensen.
Er was dus geen sprake van assimilatie of overname van elkaars cultuur, maar van waardering en respect voor elkaars identiteit. Juist door met elkaar om te gaan haalden ze het beste van de eigen identiteit naar boven: de moslims werden betere moslims en de christenen betere christenen.
Voor de moslim is gastvrijheid een heilige plicht. Hij zal een gast die langskomt nooit voedsel of onderdak weigeren. Van de weeromstuit: als men een moslim gastvrij ontvangt, zal men hem des te gemakkelijker voor zich winnen. Hij is zeer gevoelig voor blijken van aandacht en respect. Omgekeerd kan hij het niet hebben als hij met een houding van wantrouwen en afwijzing behandeld wordt.
Vanuit dit oogpunt wordt het veel duidelijker wat er thans in Europa gebeurt met de moslims die er vanuit hun land in oorlog een goed heenkomen hoopten te vinden. Wanneer de moslim zich – áls moslim – geaccepteerd en gerespecteerd voelt, zal hij daar een houding van respect en verregaande trouw tegenover zetten.
Helaas treedt het Westen de islam overwegend tegemoet met angst en wantrouwen. En dat zijn precies de gevoelens van moslims jegens het Westen. Ten gevolge van de enorme technologische voorsprong van de westerse wereld voelen moslims een grote achterstand. En die is niet een-twee-drie in te halen.
Wanneer de moslim zich – áls moslim – geaccepteerd en gerespecteerd voelt, zal hij daar een houding van respect en verregaande trouw tegenover zetten.
Jegens het Westen ondervindt de moslim tegelijk fascinatie en afwijzing. Hij zou willen profiteren van die voorsprong, maar is bang daarmee zijn ziel te verliezen – vooral vanwege het morele verval dat hij overal in het Westen waarneemt. Daarom verhardt hij zich of laat hij zich verleiden tot radicalisme.
Welke houding zou het Westen dan moeten aannemen jegens de islam? We horen de roep om tolerantie. Maar het gevaar zit erin dat dat zal worden opgevat als een vorm van onverschilligheid. Het lijkt mij beter uit te gaan van respect. Dat veronderstelt een oprechte belangstelling voor de ander.
Jegens het Westen ondervindt de moslim tegelijk fascinatie en afwijzing.
Gezien de identiteitscrisis waar de islam sinds een paar eeuwen doorheen gaat, zou het Westen bovendien gelovige moslims een grote dienst kunnen bewijzen. Het zou hun de ruimte kunnen bieden om in alle vrijheid de waarde van hun godsdienst te heroverwegen. In de Arabische landen is dat vandaag de dag onmogelijk. Daar wordt elke serieuze poging van analyse en kritische reflectie in de kiem gesmoord.
De westerse mensen zouden de islam en de moslims kunnen helpen om het beste van hun erfgoed te herontdekken en om de inhoud van hun beschaving opnieuw tot bloei te brengen. Zodat ze hun zelfvertrouwen hervinden en als evenwaardige partners een plaats innemen in de samenleving.