Waarom zijn er geleerden die het heelal afspeuren op zoek naar enige vorm van intellectueel leven? Guido denkt dat zij hopen door hen verlost te kunnen worden.
Er zijn mensen die geloven in buitenaardse wezens die zouden beschikken over sterk ontwikkelde verstandelijke vermogens en die zouden leven op een heel verre planeet. Er zijn geleerden die, uitgaande van dit geloof, het heelal blijven afspeuren met krachtige apparaten. Met enige regelmaat wordt dan ook bericht over de ontdekking van een planeet waar misschien enige vorm van intellectueel ontwikkeld leven mogelijk zou zijn. Tot op heden hebben zij echter nog niets noemenswaardig ontdekt. Maar zij zetten door en blijven in hun zoektocht veel tijd en geld investeren met de steun van kapitaalkrachtige sponsoren.
Waarom blijven die mensen dromen van buitenaardse wezens op heel verre planeten? Niet om hun medemensen tijdig te kunnen waarschuwen tegen wezens die het menselijk leven op onze eigen planeet zouden kunnen bedreigen. Dat schrikbeeld laten ze over aan sensatie zoekende scenaristen van Hollywood en omstreken. Evenmin om een planeet te vinden waarheen zij zouden kunnen emigreren wanneer de onze onbewoonbaar zou worden. Dat laten zij over aan de schrijvers van science fiction. Mijn gissing is dat zij dromen van een ontmoeting met wezens die voor ons een “goede boodschap” hebben.
Onder hun welwillende voogdij zouden wij eindelijk die vooruitgang kunnen realiseren
Welke goede boodschap? In de regel zouden die wezens over een superieure technische kennis beschikken waarmee zij alle kommer en kwel overwinnen die op onze aarde nog steeds niet te vermijden is. In joods-christelijke termen: die wezens brengen ons als profeten een nieuwe heilsboodschap. Onder hun welwillende voogdij zouden wij eindelijk de vooruitgang kunnen realiseren waarop wij hopen maar die ons steeds weer ontglipt.
Zo gezien is de zoektocht naar buitenaardse wezens een hedendaagse versie van het zoeken naar een utopische wereld. Beter wellicht dan vroegere generaties weten zij dat een utopische wereld in dit ondermaanse niet te vinden is. Maar misschien wel ginds, buiten ons zonnestelsel, buiten onze melkweg. Zo blijven zij trouw aan die oude zoektocht naar wat de joods-christelijke gelovigen de Verlossing zouden noemen.
Maar in deze geseculariseerde versie willen mensen de Verlossing verkrijgen van wezens zoals Zijzelf, ook als die van buitenaardse afkomst zijn. Zij willen een verhaal beleven dat sterk lijkt op dat van de indianen die ooit Columbus en andere Europeanen met vreugde of althans met nieuwsgierigheid meenden te mogen verwelkomen. Maar, zoals wij weten, die vreugde heeft niet lang geduurd.
Wie wil blijven geloven in de ontmoeting met buitenaardse wezens moet verwachten dat die niet altijd welwillend zullen zijn en dat die in staat zullen zijn tot goed én tot kwaad. Hopelijk hebben die naast een superieur technisch intellect ook een geweten en zelfs een door godsgeloof ondersteund geweten.
Zonder de vragen over goed en kwaad, zonder de vragen over lijden en dood
Tekenend voor onze zoekers naar utopia is dat zij met deze vraag weinig of geen rekening houden. Zo ontwijken zij de grote vragen die ons, aardse mensen, al van oudsher bezighouden. Maar ja, dat is wellicht hun bedoeling: zich heel andere mensen voorstellen die door het leven kunnen gaan zonder de last van het overgeërfde kwaad, zonder de vragen over goed en kwaad, zonder de vragen over lijden en dood. Zij dromen van wezens die ons alle heil kunnen brengen die de technologische vooruitgang ons zou kunnen bieden. Zij nodigen ons uit om te dromen van een heil dat, eenmaal verworven, door geen menselijke zwakheid en boosheid kan aangetast worden.
Laten we hopen dat wij met dergelijke buitenaardse wezens nooit kennis zullen moeten maken. Laat ze voortleven in stripverhalen voor onvolwassen aardse mensen. Daar horen zij thuis. Wij hebben genoeg aan de medemensen die wij op onze eigen planeet kunnen ontmoeten en die allen wonderlijke kinderen Gods zijn, ook als zij grote tekorten vertonen.