Wat te doen met achterstallig onderhoud? Opknappen! Of toch maar op z’n beloop laten … Dat laatste heeft onverwachte, weldadige neveneffecten merkt Mariëlle Matthee in Berlijn.
Het is vol in Nederland. En niet alleen met mensen, maar ook met tegels en andere constructies die het groen steeds verder terugdringen. Waar mensen de ruimte opzoeken, nemen ze vaak hun luxe levenswijze mee. Een voorbeeld is het nieuwe vakantiepark in Lage Vuursche, de Ridderhof. Luxe vakantiewoningen worden geplaatst, zo nodig met sauna. Bomen worden gekapt om een mooi grasveld aan te leggen. Alles nieuw, ook het terrein.
Op het stuk grond stond vroeger een ander vakantiepark, met kleine houten huisjes, veelal verstopt tussen de bomen. Je ging het park binnen door een wat krakend roestig hek. Het nieuwe park heeft daarentegen een statige ingangspoort van betonnen zuilen met een bord ‘Résidence Lage Vuursche’ ernaast. Het is een wereld van verschil. Waar eerder eenvoud en verbinding met de natuur centraal stonden en hier en daar een teken van achterstallig onderhoud, lijkt verval nu niet te worden getolereerd en inheemse beplanting enkel als het zich naar verwachting gedraagt.
Achterstallig onderhoud lijkt hier ‘in’ te zijn en iets waar mensen op afkomen
Achterstallig onderhoud, ja natuurlijk vraagt dat om te worden opgeknapt, maar zijn we niet doorgeschoten? Sinds ik in Berlijn woon, verbaas ik mij over het grote aantal plekken met achterstallig onderhoud. Gebouwen die al jaren niet zijn opgeknapt, worden nu door artistieke projecten of sportclubs gebruikt. Een klimclub maakt zo dankbaar gebruik van een oude loods. Binnenwanden zijn met boulders en klimstenen behangen en in een hoek staat een bar waar je filterkoffie kunt drinken op oude IKEA-banken uit de jaren negentig. Nieuw hoeft het niet te zijn. En luxe al helemaal niet.
Tja, maar dan hebben we het wel over Duitsland. Daar is ruimte zat, toch? Dat klopt, maar er is ook wat anders aan de hand. Achterstallig onderhoud lijkt hier ‘in’ te zijn en iets waar mensen op afkomen. Een goed voorbeeld is Beelitz-Heilstätten, een voormalig TBC-sanatorium in Duitsland. Het zogenaamde Alpenhaus, oorspronkelijk gebouwd eind negentiende eeuw, is aan het einde van de Tweede Wereldoorlog gedeeltelijk in vlammen opgegaan en in voormalig DDR nooit gerestaureerd. Nu lopen toeristen via een boomkruinenpad boven de ruïne langs om te zien hoe zich op de bovenste etage een complete biotoop heeft gevestigd, met uilen, dassen en zelfs vossen.
Wat maakt dit soort plekken tot trekpleister? Als ik wat om mij heen vraag, krijg ik als antwoord: ‘de vergankelijkheid’. Ze tonen de vergankelijkheid van menselijke constructies, zowel van prachtige initiatieven als van verwoestende praktijken. En dat kan ik mij voorstellen. Op mij werkt een plek als Beelitz-Heilstätten verademend. Daar word ik uitgenodigd om na te denken over mijn eigen vergankelijkheid. Het haalt mij weg uit de wedloop waar niets imperfects mag bestaan, alles op orde moet zijn, alles ingevuld is. Op die plekken mogen constructies onaf zijn, is er ruimte voor verbeelding.
We kunnen in Nederland natuurlijk door blijven gaan met onze tegeldrift, maar het maakt ons niet minder sterfelijk. Het maakt ons land wel voller dan dat het eigenlijk hoeft te zijn.