Een veeg teken: op de Brabantse Wal valt weinig of niets te beleven. Bioloog Johan Verschueren SJ trok een dag kriskras door het natuurgebied en keerde met vele vragen huiswaarts.
Hoewel ik permanent in Rome woon, volg ik dagelijks het Belgische nieuws, en dus ook de Belgische Ineos-saga. De vergunning voor een nieuwe ethaankraker in de Antwerpse haven werd geweigerd omdat er bezwaar werd aangetekend vanuit het Nederlandse natuurgebied De Brabantse Wal net over de landgrens. Er zou te veel stikstof neerdalen over dit gebied dat nu al zwaar te lijden zou hebben door de stikstofneerslag.
Als bioloog was mijn aandacht gewekt. Tijdens mijn vakantie kon een grondig verkennend bezoek op de Brabantse Wal niet uitblijven. Ik heb er een volledige dag kriskras doorheen gelopen, observerend, kijkend, luisterend. Ik ben met veel vragen huiswaarts gekeerd.
“Het is stil op de Brabantse Wal”, kon je lezen in meerdere recente artikels. Klopt. Ofschoon augustus niet het beste seizoen is om kwetterende vogels te observeren, valt de stilte op. Geen gezoem van insecten, weinig vogels, weinig sprinkhanen, weinig libellen. Op enkele kreten na van een verre bonte specht en een buizerd, op het gezang na van mezen die nu reeds samentroepen, en op het uiterst fijne gepiep na van (vuur-)goudhaantjes hoog in de kruinen van dennen, valt er weinig of niets te beleven op de Brabantse Wal.
Het is een echte indicatorsoort voor een stikstofarm milieu; die vondst is bemoedigend
Enkel in het centrale deel van de Wal vind je ruim open heidegebied waar struikheide domineert. De rest is voornamelijk dennenbos. Heidevegetatie is van nature soortenarm, zeker in vergelijking met natte heide, veen en vennen. Toch vond ik er zonder moeite een kleine blauwige grassoort Festuca glauca op de zandige heideduinen. Waar er te veel stikstof in het milieu is, verdwijnt deze grassoort spoedig. Het is een echte indicatorsoort voor een stikstofarm milieu; die vondst is bemoedigend.
De enkele natte poelen en vennetjes oogden daarentegen mistroostig door de algenbloei en de oprukkende biezen (foto). Het grondwater is hier duidelijk eutroof (voedselrijk en dus niet stikstofarm). En helaas, er groeiden nauwelijks enkele zonnedauwplantjes (ook een indicatorsoort voor stikstofarmoede). Deze schaarste is een veeg teken. Wat een verschil met analoge poeltjes aan de andere kant van de grens waar dit insectenetende plantje welig tiert op natte zandbodems! Verder heb ik in de natte venige delen van de Brabantse Wal niet één heidegentiaan waargenomen, noch het wollegras of de fraaie gele beenbreek (een kleine lelieachtige). Het pijpenstrootje overgroeit er alles; het is een grassoort die goed profiteert van voedselrijke bodem.
Heidegebieden verdwijnen op natuurlijke wijze als de mens niet ingrijpt; ze worden bossen. En vennen groeien dicht en verlanden spontaan. Zeker als de mens er niet aan houtkap doet, plagt of er vee op laat grazen. Dat is precies wat er in de loop der eeuwen met het grootste deel van de Brabantse Wal op natuurlijke wijze gebeurd is: het is eigenlijk één groot bos. Het open heidegebied op de Brabantse Wal is eerder beperkt in oppervlakte, vergeleken met de belendende Kalmthoutse heide (zie kaart). Waar beide heidegebieden elkaar ontmoeten op de lange grens, viel er me bovendien iets op. Aan de Nederlandse kant van het grenspark tiert het pijpenstrootje zeer welig terwijl het aan de Belgische zijde (Kalmthout) systematisch kort gehouden wordt door de intensieve begrazing van schapen en Galloway runderen. Niet dat er geen schapen zijn op de Brabantse Wal, maar het kan niet anders dan dat aan de Belgische zijde de aanpak intensiever en dus efficiënter is.
Het effect van die verschillende aanpak is navenant. Er zijn twee remedies mogelijk om de lijdende ecosystemen tegemoet te komen. Beide remedies beogen een vermindering van stikstof in het milieu. Je kan dat doen op twee wijzen: door de stikstof import terug te dringen, en of door het verwijderen van de ingebrachte stikstof. Dit eerste doet men bijvoorbeeld door de (agro-)industriële activiteit in de omgeving af te bouwen. En het laatste bereikt men door intensieve begrazing, plaggen en hooien. Kennelijk gebeurt dit laatste met meer succes aan de Belgische zijde (Kalmthoutse heide), en onvoldoende aan de Nederlandse kant.
Niet ver naast de parkparking zie je er bijvoorbeeld een gigantische akker waar prei geteeld wordt
Een tweede reeks vragen die onderzocht dient te worden: waar komt het stikstof precies vandaan? Antwerpse industriële havenactiviteit, autoverkeer of landbouw? In welke proportie? En is stikstof de enige vervuilende factor die het vogelbestand en het insectenbestand heeft gedecimeerd? Wat is de rol van pesticiden? Aan de zuidkant van de Brabantse Wal (1e Verdelingsweg, Putte, Nl) valt de intensieve landbouw op. Niet ver naast de parkparking zie je er bijvoorbeeld een gigantische akker waar prei geteeld wordt. Het is derhalve niet ongepast om de vraag te stellen wat de impact is van de bemesting en van de pesticiden op de bossen er vlak naast, op de insectenpopulatie en op het vogelbestand.
En ten slotte, niet onbelangrijk en tot op heden afwezig in het debat: wat is de impact van een minder intensief heidebeheer op de biodiversiteit aan de Nederlandse kant van het grenspark? Kan van de vervuilende havenindustrie een financiële bijdrage gevraagd worden om het kostenplaatje van een veel krachtdadiger heidebeheer te dekken (volgens het principe ‘de vervuiler betaalt’)?