Als Bert Daelemans SJ moet omschrijven wie Christus is, komt het beeld van een gebroken man boven, die we herkennen aan zijn wonden. “Daar begint onze eigen gebrokenheid te weerklinken.”
Als Paulus in een van zijn brieven schrijft: “Christus woont in ons”, dan moet jezuïet Bert Daelemans denken het godslampje in de kerk. Een flikkerend vlammetje dat aangeeft: God is hier. Kwetsbaar, want het kan zo worden uitgeblazen. Maar dat ene vlammetje geeft wel kleur en beleving aan een donkere ruimte.
Gods wonen in ons is niet groots
“Dat is een troost, want steeds opnieuw zien we: het is er weer. Het is een soort handtekening waaraan ik mijn God herken, de God die ik ken, die zich aan mij geopenbaard heeft. Gods wonen in ons is niet groots en het zal altijd kwetsbaar blijven. Toch maakt Christus die mij bewoont mij tot wie ik echt ben. Zonder mijn plaats en mijn adem- en leefruimte in te nemen. Dat Christus in alles wat ik doe gaat wonen, is een droom, een wens, een gebed. Dat Hij mijn vrijheid bewoont, zodat ik kan doen wat ik echt wil. Een horizon waar ik mij naar laat openvouwen en openbloeien. In alle eenvoud en kwetsbaarheid.”
In deze aflevering van de podcast Over Leven Gesproken spreekt Daelemans over zijn leven als jezuïet en over zijn diepe ervaringen als dorpspastoor voor de eskimo’s in Alaska, toen veel lijnen in zijn leven samenkwamen.
Geen podcast missen? Schrijf je in voor onze nieuwsbrief. Of abonneer je op de podcast op iTunes, Soundcloud of Spotify.
Toen Daelemans negentien jaar jezuïet was, vertrok hij naar Amerika voor zijn laatste vormingsjaar. Hij deed opnieuw de Geestelijke Oefeningen in een dertigdaagse retraite en hij deed ervaring op als dorpspastoor, door vier maanden bij eskimo’s in Alaska te wonen.
Het geluk dat zij uitstraalden, dat wilde ik ook
Die periode is belangrijk geweest. Als hij erover spreekt, worden zijn woorden warmer. Het begon er al mee dat hij door die ervaring terug kon gaan naar de kiemen van zijn roeping. Als kind woonde hij in Kameroen. Zijn ouders hadden er goede contacten met missionarissen. Deze Europese zusters en paters hadden veel achtergelaten om daar arm en eenvoudig te leven. “Veel dacht ik daar als kind niet over na, maar het is als een kiem in mijn emotioneel geheugen blijven zitten. Toen ik ouder werd, is dat gaan ontkiemen. Toen ik twintig was, vormde zich het idee om jezuïet te worden. Het geluk dat zij uitstraalden, dat wilde ik ook.”
Bij de eskimo’s leefde hij het leven van een missionaris. Hij vond er een thuis. Die ervaring was zo sterk, dat hij nu nog denkt: “Ligt daar misschien mijn leven?” Hij droeg er de missen op en bediende de sacramenten. Met de vissers ging hij mee het ijs op en maakte vrienden. Maar het waren vooral de doden die hem naar de levenden brachten. “Ik heb verschillende begrafenissen gedaan. Veel mensen hadden de kerk laten varen, maar als je dan komt in naam van Christus, en je blijft er voor een langere tijd, drinkt en eet wat ze aanbieden, dan gebeurt er iets. Je kunt mensen pas echt ontmoeten doorheen je kwetsuren en je kwetsbaarheid. Wanneer ik als priester zo naar mensen toega, gaan deuren open.”
Die kwetsbaarheid is voor Daelemans sterk verweven met Christus zelf. “Voor mij is Hij een man die niet bang is om zijn wonden te tonen, die zijn kwetsuren laat zien. Een nabije Christus, die niet bang is tijd te verliezen met ons. Zijn gebrokenheid is een deur naar meer leven en vrijheid. En ik denk dat mensen van onze tijd goed met die christelijke waarden overweg kunnen. Daarin begint onze eigen gebrokenheid te weerklinken. Er ontstaat iets nieuws. Dat is volgens mij heel aantrekkelijk in onze tijd.”
Nieuwsgierig naar meer podcasts van Ignis?