
Ben Frie sj verhuist weer eens na acht jaar Amsterdam. Even lijkt alles onder controle. Dan slaat de chaos alsnog toe.
Toen ik in 1973 het noviciaat verliet, kreeg ik een grote houten kist mee die mij zou dienen bij de vele verhuizingen die een jezuïet te wachten stonden. De kist zelf was al nauwelijks te tillen, en als deze gevuld zou zijn met de typische jezuïetenbagage (meer dan de helft boeken) was er vanzelf een serieuze verhuisdienst nodig – misschien wel naar een ver missieland.
Die tijd is lang voorbij. De privébibliotheken zijn uitgedijd, de spullen die altijd wel ergens goed voor zijn, namen in aantal toe, evenals de persoonlijke eigendommen – die jezuïeten eigenlijk helemaal niet hebben of horen te hebben. Er zijn er zelfs die hele appartementen betrekken en inrichten, vaak met smaak, vaak ook zonder maar toch: de houten kist voldoet absoluut niet meer.
Na acht jaar Amsterdam was het mijn beurt weer eens. Ik heb het lang zien aankomen, dus kon al het nodige en onnodige enigszins scheiden. Desondanks groeide bij het inpakken het aantal dozen ver boven mijn aanvankelijke schatting. Ik besloot de dozen te identificeren en te nummeren, zodat het een kwestie zou zijn van alles in de juiste volgorde uitpakken en alles zou weer op z’n plek staan.
Als er iets duidelijk wordt, is het dit: kunnen leven in stabiliteit is voor een mens van groot belang
Waar ik niet voldoende aan had gedacht was het verschil tussen de kasten die ik achterliet en de kasten op de nieuwe locatie. Het uitpakken op nummer ging een hele tijd goed, tot de kasten vol waren en er nog de nodige dozen wachtten op hun nieuwe bestemming. Het was gelukkig niet heel ingewikkeld om het aantal kasten uit te breiden, maar de logica van de nummering raakte in de war.
Toen sloeg de chaos alsnog toe. Overal staat of ligt er nu iets, maar de grote vraag is bij herhaling: waar staat of ligt wat? Ik moest bovendien nog op het oude adres zijn, dus had wat spullen nodig voor de klus die ik er nog moest doen en het was inmiddels tijd om de kleren te wisselen. Kleren. Waar lagen ze ook alweer? Ik was net uit de koffers en moest er nu toch weer een pakken – uit de berging, waar het voorlopig nog wel een chaos zal blijven. Kortom: nog een hele tijd leven in het onvoltooide.
Als er iets duidelijk wordt, is het dit: kunnen leven in stabiliteit is voor een mens van groot belang. Je huis is ook een thuis: hier ben ik mezelf, hier heb ik mijn eigen domein met zijn – alleen voor mij – goed toegankelijke geheimen. Hier is alles geordend en kan het decor van mijn omgeving mijn identiteit bevestigen. Mijn verleden spreekt uit de dingen die ik om mij heen vergaar en de compositie die mij omringt vertelt mij mijn levensverhaal. Ik weet wie ik ben en waar.
Chaos daagt ons uit en moet voortdurend structuur krijgen
Soms slaat ons de schrik om het hart. Bij het zien van overstromingen die hele huizen van hun fundament rukken, watervloeden die niets ontziend alles verwoesten maar erger nog de onvoorstelbare gevolgen van explosies en bombardementen zeg je toch al gauw: gelukkig treft het mij niet. Maar stel je voor dat het mij wel zou treffen: ik zou radeloos zijn. Hoe bouw je alles weer op na de verwoestingen die mensen zelf aanrichten laat staan als de natuur met alle krachten losgaat? Wat doe je met de trauma’s die ervan overblijven?
De ontvreemding van je eigenheid, of het nu door diefstal is, door natuurgeweld of noodzakelijke verandering, leidt tot vervreemding: ik kan mijzelf niet meer zijn. Verhuizen is een van de oorzaken van zulke vervreemding en een belangrijke oorzaak van stress. Chaos daagt ons uit en moet voortdurend structuur krijgen – zonder dat is het geen leven. Daar waren nou precies die zeven scheppingsdagen voor nodig. Zeven dagen, en dan is het leed geleden. Wat zou dat mooi zijn…