Mozes ontmoet God in het brandende braambos. “De grond waarop gij staat is heilig.” Zou dat niet komen, denkt Dries, omdat zijn voeten er staan?
“Doe uw schoenen van uw voeten, want de plaats waar gij staat is heilige grond”, zo krijgt Mozes te horen als God zich aan hem openbaart op de berg Sinaï. Sindsdien wordt die plaats in ere gehouden. Na de Uittocht uit Egypte ontving het volk op die plaats de Wet uit Gods handen. En tot op de dag van vandaag staat er het eeuwenoude Sint-Catharinaklooster. Zo worden in de christenheid meerdere heilige plaatsen in ere gehouden: het Heilige Land, de Sint-Pieter in Rome, pelgrimsoorden, kerken, kapellen, bronnen: allemaal heilige plekken.
Was niet sinds de ontmoeting met God elke plek heilige plaats geworden?
En toch. Zou in het leven van Mozes alleen die Sinaï een heilige plaats geweest zijn? Of was niet sinds de ontmoeting met God elke plek waar hij zich bevond, heilige plaats geworden, omdát hij zich er bevond: voor de troon van farao, te midden van zijn volk of vóór zijn volk uit, in de Rode Zee, de woestijn enzovoort? Door de aanwezigheid van God in hem? En geldt dat niet voor ieder van ons: de plaats waar ik sta is heilige grond omdat mijn voeten er staan?
Daarover bestaat een chassidische vertelling. Aan het eind van de 18e eeuw leefde in Krakow rabbi Eisik ben Jekel. Hij had een zware tijd achter de rug en was straatarm. Maar dat had zijn geloof in de Eeuwige niet geschokt. Integendeel, het was erdoor vergroot.
Toen droomde hij dat er voor hem in Praag onder de brug naar het koninklijke paleis een schat verborgen lag. Hij droomde het drie nachten achtereen. Zo vertrok hij naar Krakow, meer dan vijfhonderd kilometer; meer dan twee weken wandelen. Hij gaf er zijn laatste geld aan uit.
Maar je wist toch dat dromen alleen maar bedrog zijn
In Praag aangekomen, ontdekte hij dat de brug naar het koninklijk paleis streng werd bewaakt. Niet wetend wat te doen, bleef hij er ronddrentelen, dagen achterheen. Dat trok de aandacht van de wachtcommandant. Deze vroeg hem vriendelijk wat hij hier kwam doen. De rabbi vertelde hem zijn droom. De wachtcommandant lachte hem vierkant uit: ‘Ach arme man! En zo heb jij je laatste centen uitgegeven om achter een droom aan te gaan. Maar je wist toch dat dromen alleen maar bedrog zijn. Nee, als ik geloof zou hebben moeten schenken aan mijn dromen… Zo heb ik ooit gedroomd dat ergens in Krakow onder de haard van een zekere Eisik ben Jekel voor míj een schat verborgen zou liggen. Eisik ben Jekel heette die man in mijn droom. Stel je voor: in Krakow heet de ene helft van de mannen Eisik en de andere helft Jekel. Dan zou ik alle huizen af hebben moeten gaan om er de haarden open te breken. Nou mij mooi niet gezien…’
Rabbi Eisik dankte de wachtcommandant voor zijn woorden, boog en keerde naar huis terug. Daar groef hij de schat op die inderdaad onder zijn eigen haard verborgen lag, gaf een deel aan de armen en liet van een ander deel een nieuwe synagoge in Krakow bouwen.
De plaats waar gij staat is heilige grond.
Afbeelding: mozaïek van Mozes uit de basiliek San Vitale in Ravenna (Italië).