Is er in de kerk wel genoeg aandacht voor innerlijke bewogenheid en onderscheiding? Jos Moons pleit voor ‘affectieve orthodoxie’.
Als studentenpastor luister ik regelmatig naar mensen die nadenken over roeping. Ik denk erover om diaken te worden, zegt men dan, of om in te treden. Het taalgebruik doet mij glimlachen, “ik denk na”. Want steeds weer blijkt dat men niet zozeer denkt maar vooral iets beleeft. Men voelt een uitnodiging tot verbondenheid, of een verlangen om te dienen. Roeping heeft in feite meer met innerlijke bewogenheid dan met het hoofd te maken.
Dat blijkt ook bij de mensen die katholiek worden. Of men nu veel of weinig opleiding heeft, men voelt zich geraakt door de kerk, door de liturgie, door de stilte, door God. Men voelt zich thuis. Katholiek worden of zijn heeft te maken met de ziel, met het hart, met het innerlijk – en pas in tweede instantie met het hoofd.
Maar ja, niet alles wat blinkt is goud! Ook afgodjes of duiveltjes zetten ons innerlijk in beweging. Denk aan het afgodje van het ego, waardoor we liever de brede weg van het applaus kiezen dan de smalle weg van bescheiden dienstbaarheid. Of het duiveltje van de onzekerheid, waardoor we liever helemaal niet op weg gaan, maar liever thuis kopjes thee drinken en ons schuil houden. En waardoor we veranderingsprocessen uit de weg gaan, desnoods hardhandig.
Soms maak ik me zorgen over innerlijkheid in de kerk
Innerlijke bewogenheid moet dus onderscheiden worden: wat is van God, en wat is van niet-god? Daarbij komt het hoofd wel weer van pas. Want het hoofd helpt om woorden te zoeken voor wat er precies in het innerlijk beweegt. Wat is het precies dat aantrekt? Thuiskomen of veiligheid? Dienen of applaus? Eenvoud of comfort? Bovendien helpt het hoofd om te zien waar de innerlijke bewogenheid toe leidt. Blijft de innerlijke bewogenheid bescheiden licht geven en de weg wijzen? Groeien geloof, hoop, liefde? Groeit het koninkrijk van God? Of is het goede gevoel snel weer verdampt, zonder concrete sporen achter te laten? Zoals het applaus, dat wellicht een of twee keer echoot, maar dan uitgeklonken is? Of zelfs vals begint te klinken…
Soms maak ik me zorgen over innerlijkheid in de kerk. Is er wel genoeg aandacht voor innerlijke bewogenheid en onderscheiding der geesten? We spreken over orthodoxie, de juiste leer. Bisschop De Korte noemt daar ook het woord ‘orthopraxie’ bij, het juiste handelen, het daadwerkelijke geloof. Maar dat is niet genoeg. Zonder onderscheiding lopen we slechts onze primaire reactie achterna, en is de kans groot dat er brokken komen. Dan maken medegelovigen elkaar op Facebook ineens uit voor rotte vis. Of doen gelovigen cynisch over hun pastor, bisschop of kardinaal – of andersom. Heeft dat onderscheiden innerlijkheid als bron? Ik geloof van niet.
Daarom zou ik willen voorstellen dat er een derde woord nodig is: affectieve orthodoxie. Want goed katholiek zijn gaat niet alleen om leer en leven, maar ook om uitgezuiverde innerlijkheid en onderscheiding der geesten. Dat geldt niet alleen voor wie nadenkt over een roeping, maar voor alle gelovigen, inclusief bisschoppen en hun medewerkers. En niet te vergeten voor de studentenpastor zelf natuurlijk…