Misbruik is niet alleen misbruik van macht maar ook van vertrouwen. Dat wordt grondig aangetast. En daar staan we te weinig bij stil, vindt specialiste Karlijn Demasure.
De stortvloed aan meldingen van misbruik in de katholieke kerk heeft het vertrouwen van vele gelovigen, maar ook van mensen buiten de Kerk, diep geschokt. Na de crisis met Roger Vangheluwe in 2010 hadden velen in Vlaanderen gedacht opnieuw tot de orde van de dag te kunnen overgaan. Niets bleek minder waar.
Zoals paus Franciscus al aangaf, vindt seksueel misbruik zijn oorsprong in een kwaad dat systemisch is. Hiermee wordt bedoeld dat dit kwaad zich op alle niveaus van de hiërarchische kerk voordoet: bij priesters, religieuzen, bisschoppen, hogere oversten, kardinalen, de curie, de pausen. Concreet gaat het hierbij om het misbruik zelf, het verdoezelen ervan, onvoldoende maatregelen, het niet toepassen van de procedures, het op alle mogelijke manieren beschermen van de eigen groep.
Over het algemeen is men het erover eens dat het verschil in macht een belangrijke rol speelt in het misbruik. Het slachtoffer is niet in staat zich te verzetten omdat het op de een of andere manier afhankelijk is van degene die haar misbruikt. Maar vaak gaat men eraan voorbij dat het ook een misbruik van vertrouwen is. Reflectie hierover is schaars. Laat ons hier allereerst de vraag stellen: wat is vertrouwen eigenlijk en waaruit bestaat het misbruik ervan?
Vertrouwen is een relationele term. Het gaat om een relatie tussen personen of tussen een persoon en een instituut. Vertrouwen hebben veronderstelt de bereidheid zich kwetsbaar op te stellen. Daarvoor moet men zich veilig voelen. Vertrouwen is gebaseerd op drie voorwaarden: de persoon of het instituut wordt geacht bekwaam te zijn (competentie), hij moet goed van wil zijn (welwillendheid) en integer (integriteit). Laat ons deze drie criteria toepassen op de actuele vertrouwenscrisis in de Kerk.
Gewoonlijk zijn priesters voldoende gevormd om de meeste van hun taken te kunnen vervullen: de sacramenten bedienen, catechese geven. Op het vlak van pastorale begeleiding kunnen wel wat vragen gesteld worden, maar het is meestal niet op die vlakken dat het vertrouwen van de gelovigen wordt geschonden.
Welwillend zijn daarentegen vormt in deze context een eerste probleem. Van goede wil zijn betekent dat men het goede wil voor de ander en hem geen nadeel wil berokkenen. Tegenover de priester vertellen mensen in vertrouwen persoonlijke verhalen, intieme zaken. Dat maakt hen kwetsbaar. Deze kwetsbaarheid misbruiken op welke manier ook, emotioneel, fysiek, spiritueel of seksueel, veroorzaakt lijden en kan op geen enkele manier verenigd worden met het principe van welwillendheid. Daarbij gaat alle vertrouwen verloren.
De derde factor is integriteit. Hier gaat men ervan uit dat er een overeenkomst is tussen woord en daad. Men neemt aan dat de deugden die het evangelie en de traditie centraal stellen ook nageleefd worden door wie ze verkondigt. Integriteit veronderstelt ook authenticiteit: zich niet anders voordoen dan men is. De hypocrisie van veel priesters en kerkleiders slaat bij gelovigen diepe wonden en is nefast voor het vertrouwen in de kerk.
Vertrouwen herstellen gaat moeizaam en vraagt tijd. Dat wordt nog bemoeilijkt omdat het ontstane wantrouwen vaak wordt veralgemeend. Het breidt zich uit naar de hele groep waartoe de misbruiker behoort. Het herstellen van dit vertrouwen is nog complexer dan het werken aan machtsverhoudingen, omdat er sterke emoties bij betrokken zijn. Nu het vertrouwen in de Kerk zoek is, moeten we dringend gaan nadenken op welke manier we dat kunnen herstellen.
Foto door Jackson Simmer via Unsplash
De foto dient ter illustratie en er is geen relatie tussen de persoon op de foto en het verhaal