Het misbruikschandaal in de katholieke kerk roept ook voor mensen die in het pastoraat werken pijnlijke vragen op. Vragen over vertrouwen, over verantwoordelijkheid, over de eigen gevoelens. Ben Frie SJ vertelt over zijn ervaring met pastorale hulp aan misbruikslachtoffers.
Ik wil aanvallen noch verdedigen. Maar het is onvermijdelijk om na de explosieve nieuwsgaring over seksueel misbruik in katholieke instellingen van circa een halve eeuw geleden in te gaan op wat daardoor allemaal losgemaakt werd. Het is voor ons als kerkelijke medewerkers een zorg en soms een open wond dat zich in onze gelederen deze verschijnselen voordoen, nu en in het verleden. Het is pijnlijk voor ons, meer nog voor de slachtoffers die er destijds bij betrokken waren, maar ook voor een grotere schare betrokkenen: ieder die in zijn of haar leven dat woord ‘misbruik’ meedraagt wordt erdoor geraakt.
Als je pastor bent, is het woord ‘misbruik’ altijd een kwetsbare term. Wij zijn in gevaar als pastor, omdat we vertrouwenspersoon zijn en in die positie ook goed werk kunnen doen door mensen te begeleiden die ermee worstelen; anderzijds zijn we ongehuwd en leven in onthouding, wat ons als gewone mensen kwetsbaar maakt. We moeten altijd op onze hoede zijn als het over seksualiteit gaat. We zijn nauwelijks ‘ervaringsdeskundigen’. Soms moet ik terugdenken aan de dramatische jaren waarin de encycliek Humanae Vitae werd uitgebracht, waarop door katholieken massaal met een afwijzing werd gereageerd. Voor een kerk die zich bemoeit met de slaapkamer was eigenlijk geen plaats meer. De publieke opinie zei in die tijd bij monde van Wim Kan: “Als je het spel niet speelt, moet je je ook niet met de spelregels bemoeien.” Desondanks worden we soms aangesproken op wat een goede seksualiteit kan omvatten, of komen mensen bij ons die er problemen mee hebben.
Tijdens onze opleiding (ik spreek over de jaren zeventig van de vorige eeuw) viel het woord seksualiteit zelden of nooit. Om je heen was wel van alles gaande, maar dat nam je maar half waar omdat je innerlijk met andere idealen bezig was. Bij het college psychologie viel het woord ‘overdracht’, maar waarvan, dat bleef theorie. De religieuze wereld kan aantrekkelijk zijn en bergt soms enige hartstocht in zich. Die losmaken vergt stilte, een teruggetrokken leven en geduldig wachten. Je werd religieus en van religieus priester, je werd van priester pastor en dan krijg je onverwacht intens, ja intiem contact, nog niet eens door aanraking maar doordat je ineens ziet en voelt: ‘aha, dát is overdracht’. Die mevrouw zegt jouw warmte te voelen, maar ze heeft net verteld dat haar vader die nooit gaf, integendeel.
Zo komt het woord misbruik in je bewustzijn. Iemand vraagt je om juist als geestelijke begeleiding te geven in een therapieproces, met medeweten van de therapeut. Ik kreeg uitleg over de meervoudige persoonlijkheid en won inzichten in het vergaande misbruik dat verborgen is onder woorden als incest. Het is dus een lange weg vanaf het feitelijk misbruik tot de erkenning ervan, en dan van de bewustwording van alles wat ermee gepaard gaat en daardoor werd veroorzaakt. Dan volgt opnieuw een lange weg van heling, herstel van de geleden schade, hernemen van een verdiept maar voorgoed beschadigd leven.
Ze kijkt me diep in de ogen en blijft kijken. Ze kan op dat moment tot zich laten doordringen wat er gebeurd is, die middag, tijdens dat reisje. Ze heeft verteld wat die meneer deed, nog steeds ongelovig ook terwijl ze het vertelde. Maar ze blijft me aankijken omdat ze ondertussen hartstochtelijk vraagt: laat me niet vallen, wijs me niet af, geef me vertrouwen, geef me aan mezelf terug – want dat kun jij want jij bent geen misbruiker anders had ik het je nooit kunnen vertellen. Ik vertrouw je juist om je geestelijke stand – of hoe dat ook mag heten.
Mijn verantwoordelijkheid is groot, dat voel ik maar al te goed. Ik moet trouw blijven aan mijn eigen gevoelens, mijn woede beheersen, haar als het ware bij de hand nemen, uiterst voorzichtig want elke beweging kan fout zijn. Ik moet eerlijk blijven, authentiek, haar respecteren en meegaan dan maar, door al die vreselijke details heen, haar helpen huilen zonder haar te kwetsen. Ik moet helpen en er geen misbruik van maken. Ik weet het.
Als ze weg is, mag ik vloeken van mezelf. Ik doe verwoede pogingen te begrijpen wat de dader heeft bezield – hoe het heeft kunnen gebeuren. Ik zie de verwoesting van een ooit ongerept leven enkel en alleen omwille van egoïsme dat een moment geduurd heeft. Ik tracht de rol te peilen van begerigheid, van drift en begrijp waarom die Engelse film over incest The War Zone heet. De schreeuwende vader die zich betrapt wist door zijn zoon en met geweld de gevolgen van zijn genotzucht wilde wegdrukken. Met zijn zus – een van de slachtoffers – steekt de zoon hem dood, verward vragend: “Is he dead now?” Verdwaasd zitten ze even later buiten en de kijker maakt de balans op: er is veel meer dood dan alleen de dader.
Wordt al die kwetsbaarheid geen geweld aangedaan als iemand de moed opbrengt om hardop te zeggen: “Ik ben zo’n slachtoffer” en dat voor een camera zegt? Moet het wel voor een camera? Ja, want daardoor kregen vele anderen de moed om het ook te zeggen. Nee, want daardoor werden velen opnieuw onaangenaam verrast door hun littekens die opspeelden zodra de erbij horende woorden vielen. Wat is wijsheid?
Onderzoek is zinvol, want het brengt de waarheid aan het licht. Maar, zo werd in het evangelie al gevraagd, “wat is waarheid?” Soms is ze te verschrikkelijk om zomaar even te vertellen en kost het jaren eer de volle omvang zichtbaar wordt. Wie peilt de gevolgen van geweld en egoïsme? Wie is zuiver als er onderscheiden moet worden tussen talent en misbruik, tussen waarachtigheid en wanstaltigheid? Maar we moeten verder, er moet duidelijkheid geschapen worden, wetend dat onze levens in gevaar zijn als we voortdurend voorrang nemen waar we het niet hebben. En we nemen het voor we het weten.
Afbeelding boven dit artikel: Fragment uit The War Zone