Op 1 april 1985 werd de Nederlandse jezuïet en missionair Nico Kluiters gevonden in Libanon, gemarteld en vermoord. Zaterdag 22 januari 2022 startte het proces van zijn zaligverklaring. Wie was deze man?
Het is 1 april 1985. Aasgieren cirkelen rond een 97 meter diepe kloof ergens in het noorden van Libanese Bekaavallei. Ze luiden het einde in van de dagenlange zoektocht naar de 44 jaar oude jezuïet Nico Kluiters. Op 14 maart is hij voor het laatst gezien. Hij was in zijn auto gestapt, onderweg naar zijn medebroeders.
En nu, die gieren.
Een man daalt met behulp van een kraanwagen af in de kloof. Als ze hem omhoog takelen hangt een compleet verminkt lichaam over zijn schouder. De vrouwen die toekijken herkennen de kleren. Het is Nico Kluiters. De onderzoeksarts zou enkele dagen later zijn autopsierapport afsluiten met de mededeling dat hij in al de tien oorlogsjaren nog niet zo’n gehavend lichaam onder ogen had gehad.
Nico was het zesde slachtoffer onder de jezuïeten in Libanon. Vermoord omdat hij christen was. Het Libanese bidprentje noemt hem: ‘Martelaar vanwege zijn geloof en zijn liefde’.
Het proces van zaligverklaring is officieel gestart
Zo begint de audio-documentaire die journalist Rick Timmermans maakte over het leven van Nico Kluiters. Hij wilde het levensverhaal schetsen van de missionaris voor wie op zondag 22 januari 2022 het proces van zaligverklaring officieel is gestart.
Geen podcast missen? Schrijf je in voor onze nieuwsbrief. Of abonneer je op de podcast op iTunes, Soundcloud of Spotify.
De documentaire is gebaseerd op een deel van de brieven die Nico vanuit zijn missiepost in Libanon stuurde naar zijn medebroeders in Nederland. Veel brieven waren geadresseerd aan jezuïet Piet van Breemen. Beide mannen waren goede vrienden. In de documentaire komt Piet van Breemen uitgebreid aan het woord. Hij schets treffend de missie, het karakter en de levensloop van Nico.
Nico Kluiters werd in op 25 mei 1940 geboren in Delft. Het was een jonge met artistieke aanleg. Zijn talent en werklust brachten hem onder andere naar de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag. Maar naast zijn artistieke interesse, groeide in de jonge man ook iets anders in hem. Een verlangen dat uiteindelijk niet te stuiten bleek. Moet ik misschien religieus worden, mijn leven volledig wijden aan God?
Een zoektocht begon. Nico deed verschillende religieuze gemeenschappen in binnen en buitenland aan, om bij de jezuïeten te vinden wat hij zocht. Op 15 maart 1963 liet hij officieel weten jezuïet te willen worden. In een zoekende brief aan de novicenmeester schrijft hij:
“Ik hoop dat de Heer mij op deze manier de juiste weg wijst. Ik hoop dat u voor mij zult bidden, en verlang naar uw antwoord.”
Maar de orde wil geen kunstenaar. Nico wordt afgewezen. Toch schrijft hij een jaar later opnieuw aan de novicenmeester:
“Ik weet niet of de Heer mij werkelijk als jezuïet door het leven wil laten gaan. Maar ik zou het graag willen.”
De clou daarvan was dat God zoeken.
De aanhouder wint. Ruim twee jaar na zijn eerste brief aan de Sociëteit van Jezus, begint hij aan het noviciaat, een proeftijd van twee jaar. Daar ontmoet hij novicemeester Piet van Breemen, het begin van een levenslange vriendschap. “Ik denk nog aan hem”, zegt Piet van Breemen [die inmiddels is overleden] in de audio-docu. “Met vreugde en inspiratie. Het doet mij goed om terug te denken aan wat wij samen beleefd hebben. De clou daarvan was dat God zoeken. Hoe kan ik mijn leven aan God geven, hoe kan ik alles op die ene kaart zetten? Dat wilde hij en dat wilde ik.”
Een jaar bracht Nico door in het noviciaat van de Nederlandse jezuieten, om daarna al uitgezonden te worden naar Libanon. Dat is uitzonderlijk vroeg, maar hij wilde graag. Met de trein reisde hij naar Rome en vanaf daar per schip naar Libanon. Het was een grote stap op wat Ignatius van Loyola uitdrukt, ‘een mogelijke, bepaalde weg naar God’. In de woorden van Nico is het: een ‘ja’ tegen het leven.
Hij maakte zijn noviciaat af, leerde Arabische en verbond zich op 27-jarige leeftijd definitief aan de jezuïetenorde. Daarna braken jaren van studie aan: de sociale academie en theologie in Beiroet, filosofie in Parijs.
Daarbij staat Jezus hem helder voor ogen, de Jezus van de voetwassing
In de zomer van 1973 keert Nico terug naar Nederland om in Amsterdam de priesterwijding te ontvangen. Priesterschap, dat betekent voor hem dienstbaarheid zonder pretenties. Daarbij staat Jezus hem helder voor ogen, de Jezus van de voetwassing, en steeds meer ook de Jezus die vrede brengt en daarvoor zijn leven geeft.
Terug in Libanon ging hij als pastoor aan de slag. In het noorden van de Bekaavallei, een 160 kilometer brede hoogvlakte tussen de beide bergketens van de Libanon. Daar vond hij zijn werkelijke roeping. Hij woonde er tussen de arme christenen, temidden van een hoofdzakelijk sjiitische bevolking. Piet van Breemen herinnerde zich nog goed hoezeer Nico daar tot bloei kwam.
“Ze gaven hem het gevoel van: ik ben pastoor. ik kan bij die mensen iets van christus brengen. Ik kan het geloof daar een beetje verdiepen. Daarvoor ben ik jezuïet geworden en dat lukt hier. Ik geloof dat hij daar een hele goede tijd heeft gehad en dat hij daar zijn roeping echt beleven kon.”
Het werk is afmattend, de eenzaamheid soms bijna tastbaar.
Nico was dorpspastoor in drie, soms vier dorpen. Daarnaast bezocht hij scholen om met leken-catechisten godsdienstonderwijs te geven. Per auto legde hij grote afstanden af, tot duizend kilometer in de week. Het werk is afmattend, de eenzaamheid soms bijna tastbaar. Met enige regelmaat reisde hij af naar de jezuïetencommunauteit tachtig kilometer verderop. Daar vond hij steun voor zijn missie, kon hij zijn verhaal doen en op adem komen.
In de jaren die volgden speelde de Libanese burgeroorlog (1975-1990) een prominente rol in zijn correspondentie. In 1980 schreef hij, daags voor Kerstmis: “De wegen waarover ik rijd naar mijn dorpen zijn onveilig: kidnapping, moord, versperringen. Ons eigen huis is beschoten. Het telefooncontact is meer dan ooit verbroken. Vaak geen elektriciteit.”
Hoewel Nico de vreugde niet verliest, doemde in zijn brieven wel de vraag op of hij moest blijven of zou vluchten. Eind 1982 schreef hij een terugblik op dat jaar. Hij vermeldde dat honderden christenen waren ontvoerd door moslims, waarvan er enkelen zijn vermoord. Een priester werd stevig mishandeld, een bisschop en twee vicarissen werden gekidnapt maar ook weer vrijgelaten. Toch schreef hij als conclusie:
“Feitelijk ben ik dit jaar meer dan ooit een echte ‘missionaris’ geweest. Iemand die zich geheel geeft aan zijn hem toevertrouwd volkje. En daarvoor bereid is om ontbering en eenzaamheid te trotseren. We hebben de moed erin gehouden. We zijn verder gegaan met de bouw van twee kerken en we konden met nieuwe middelen doorgaan met de bouw van twee scholen en we hebben het gedaan gekregen dat enkele zusters van een Libanese congregatie zich zijn gaan geven voor het begeleiden van het schoolprogramma. Het is voor mij een dankbare ervaring ergens in de wijngaard van de Heer iets nuttigs te mogen doen.”
Ik ben de Heer erg dankbaar jezuïet te zijn. Maar ik ben zo’n onwaardige.
Dan slaat op 14 maart 1985 het noodlot toe van zijn ontvoering toe. Enkele maanden daarvoor schreef Nico nog een brief aan Piet van Breemen. Het slot ervan is tekenend. “Ik ben de Heer erg dankbaar jezuïet te zijn. Maar ik ben zo’n onwaardige. Mij is gevraagd nog een paar jaar in de dorpen van Libanon te blijven. Graag je gebed. Het is zo’n kleine wereld en ik ben er vaak alleen. Vraag de Heer met moed er weer terug te keren en goed te doen.”
Op 1 april werd zijn lichaam, met tekenen van gruwelijke martelingen, gevonden op de bodem van een natuurlijke kloof van 97 meter diep. Het was zeker, dat Nico het slachtoffer was van een hinderlaag langs een gevaarlijke weg, die hij zelf meestal afraadde, en die hij waarschijnlijk die ochtend had gekozen omdat hij te laat was voor zijn belangrijke afspraak in Barqa.
De begrafenis werd gevierd op 3 april in Taanayel, in de Kapel van de Consolata. Het was de woensdag van de Goede Week. De mannen van Barqa konden er niet bij zijn, want voor hen was de situatie te gespannen en riskant, maar de vrouwen waren wel aanwezig. De emoties waren heftig. De mis werd gevierd met witte gewaden als teken van de hoop op de opstanding. Nico’s moeder, op de hoogte gebracht van de gewelddadige moord op haar zoon, schreef: “Toen ik accepteerde dat Nico in die streek ging werken, heb ik alles geaccepteerd”.
Stem Nico Kluiters: Simon Rienks.
Stem verteller: Johanneke Bosman.
Interview en scenario: Rick Timmermans.
Montage: Guido Attema.