Er zijn in onze contreien te weinig priesters. Is het antwoord daarop: er moeten meer priesters gewijd worden, of zijn andere wegen denkbaar?
De paus heeft onlangs opgeroepen om te bidden voor meer roepingen. Zo ook de generale overste van de jezuïeten. De reden daarvoor lijkt op het eerste gezicht evident. Een Waalse confrater van ons bedient in het hart van de Ardennen niet minder dan zestien dorpskerkjes en dat terwijl hij nog ander werk heeft. Ja, er zijn te weinig priesters. Maar niet iedereen omschrijft de nood aan priesters op dezelfde manier.
Volgens sommigen zou het krimpen van het priesterbestand de weg vrijmaken voor leken die verantwoordelijkheden in de kerkgemeenschap willen opnemen. Zo zou die een ander, minder klerikaal gezicht krijgen. Er is immers niet enkel een tekort aan priesters maar ook te weinig ruimte voor leken. In een tijd waarin de beschikbare priesters zich haast noodgedwongen terugtrekken op hun pastorale core business zouden leken (naast pastorale) meer specifieke taken op zich kunnen nemen, bijvoorbeeld het bezielen van kerkelijke verenigingen en organisaties, van onderwijs en publicaties. Omdat zij dikwijls beschikken over ervaring en vakkennis, kunnen zij zorgen voor de nodige diversiteit van deskundigheden in de kerkgemeenschap.
Al die functies wilde men vroeger wel eens toevertrouwen aan de priesters (en/of religieuzen)
De kerk is immers een gemeenschap waarin diverse functies dienen opgenomen te worden. Paulus wees erop in zijn eerste brief aan de Corinthiërs: in de kerkgemeenschap is er een behoefte aan leden die spreken in talen, aan andere die zich wijden aan dienstverlening, aan nog andere die goed zijn als profeet of als leraar.
Al die functies wilde men vroeger wel eens toevertrouwen aan de priesters (en/of religieuzen). En die priesters meenden vroeger wel eens dat zij dat alles aankonden. Maar wat wanneer de kerkgemeenschap zich moet handhaven in een samenleving die steeds meer veeleisende vragen stelt? Dan moet die overgaan tot taakverdeling en verdeskundiging. Terwijl de sacramenten het eerste werkterrein blijven van de priester moet de muziek overgelaten worden aan een musicus, de boekhouding aan een accountant, de rechtszaken aan een jurist. In sociologisch jargon: de kerkgemeenschap heeft, thans meer dan ooit, behoefte aan een differentiëring van de functies.
De eerste oplossing voor deze problematiek bestaat erin de “priesters” te omringen met kerkleden die opgeleid zijn als boekhouder, jurist of musicus en die bereid zijn zich deeltijds te wijden aan de kerkgemeenschap. Ere wie ere toekomt, dat doen ze nu al en ze doen dat goed. Dikwijls ontdekken ze dat de officiële pastor er vroeger een boeltje van maakte.
Deze eerste oplossing heeft echter haar beperkingen. Deeltijdse medewerkers zijn goed opgeleid in een vakgebied maar zijn in de regel niet voorbereid op leidinggevende functies in de kerkgemeenschap. Om die op te nemen horen zij naast een goede opleiding ook een goede vorming te krijgen, een vorming die vroeg begint en jarenlang, zelfs levenslang wordt volgehouden. De vragen van moderne mensen beantwoorden met de formules uit een beknopte catechismus doet veel kwaad en weinig goed. Daarom moeten wij thans uitkijken naar een tweede oplossing: naar individuen die een deskundige opleiding hebben genoten en bereid zijn die te combineren met een voortgezette pastorale vorming.
Een astronoom waar het ging om vragen over het ontstaan van het heelal
Dat ideaal is niet nieuw. Vroeger konden de Vlaamse jezuïeten in hun eigen rangen een beroep doen op een astronoom waar het ging om vragen over het ontstaan van het heelal, op een bioloog waar het ging om vragen over de evolutie van het leven, op economen, sociologen, psychologen. Die combinatie van pastorale vorming en deskundige opleiding is nu zeldzaam geworden, een verlies dat zich laat voelen.
Kunnen we dat verwachten van deeltijdse vrijwilligers? Waar zijn nu de deskundigen om zich te mengen in levensbeschouwelijke discussies waartoe wetenschappelijke en maatschappelijke denkwerelden ons uitnodigen? Of moeten we ons met die discussies niet inlaten?
Ja, onze kerkgemeenschap kan nu, dankzij het internet, ook specialisten in verre landen aan het woord laten. Toch is het te betreuren dat die steun minder in eigen midden te vinden is. Onze Vlaamse en Nederlandse kerkgemeenschappen zijn te klein geworden om nog voldoende te kunnen differentiëren. De Amerikaanse, die is groot genoeg. Die heeft altijd wel mensen bij de hand die de stem kunnen verheffen omdat zij tevens deskundig zijn opgeleid en levensbeschouwelijk gevormd. Terwijl onze kerk in het publieke leven dikwijls onmondig moet blijven bij gebrek aan woordvoerders.
Priesters en religieuzen, “klerikale” leden van de kerkgemeenschap, hebben lange tijd een positie van leiderschap ingenomen. Heden moeten wij een beroep doen op “niet-klerikale” leden, op leken die deskundig zijn en bereid om zich voltijds, na de nodige bijkomende vorming, in de zetten voor de kerkgemeenschap. Daarvoor moeten wij bidden (en iets doen).
Steeds meer weten over steeds minder
Waar kunnen die voltijdse vrijwilligers de nodige vorming vinden? Zij zouden kunnen aanleunen bij orden en congregaties, ongeveer zoals de leden van de derde orde van de dominicanen. Zouden zij die ook al kunnen vinden in onze katholieke universiteiten? Helaas, ook in onze universiteiten neemt de druk om te specialiseren toe, ten koste van meer humane en religieuze vorming. Met het gevaar specialisten af te leveren die, in de woorden van Chesterton, steeds meer weten over steeds minder.
Afbeelding: De priesterwijding van Wouter Blesgraaf SJ.