Wel of geen carnavalsmis – that’s the question (in sommige dorpen en steden dan). Maar Jan Peters herinnert zich wel gekkere carnavalstradities.
Carnaval komt in zicht en daarmee ook de vaak emotionele discussie over de ‘carnavalsmis’ op die zondagochtend.
Steeds meer pastoors in Nederlands Brabant verzetten zich tegen deze recente traditie. Niet dat een volle kerk op een gewone zondagochtend niet welkom is, maar vrolijke muziek en verklede kerkgangers passen toch niet bij de ingetogen sfeer van een eucharistie. Natuurlijk zijn de carnavalsvierders van harte welkom in de kerk aan het begin van deze drie dagen feest, maar dan toch zonder het dweilorkest en zonder ereplaats op het priesterkoor voor de prins, die ook nog de gelovigen wil toespreken.
Deze traditie lijkt een zachte dood te sterven.
De geestelijkheid heeft zich in Nederlands Brabant overigens sinds het midden van de negentiende eeuw met kracht verzet tegen het openbare carnaval. Een klein feestje in intieme kring op dinsdagavond, echt ‘vastenavond’, was tot daaraan toe, maar de liederlijke feesten, drie dagen lang, waren veel priesters een doorn in het oog. Het waren bovendien dagen waarop de burgerlijke en geestelijke machthebbers op de korrel werden genomen en de macht in handen kwam van een vertegenwoordiger van het gewone volk, die dan de titel ‘prins’ kreeg.
Maar het formele verbod van een openbaar carnaval is in Tilburg pas in 1965 ingetrokken.
Met kracht werd geprobeerd dit carnaval uit te bannen. Soms door het te laten verbieden – en vaak met succes – door de gemeentelijke overheid. Echte carnavalsvierders vonden dan natuurlijk toch wel een uitweg. Maar het formele verbod van een openbaar carnaval is in Tilburg pas in 1965 ingetrokken.
De geestelijkheid had natuurlijk ook eigen middelen ter beschikking om zich tegen de invloed van het carnavalsfeest te verzetten. Zo werd midden vorige eeuw smakelijk verteld over de pastoor van het dorp Knegsel. Deze deed aan het begin van het carnaval de kerkdeur op slot en vertrok naar veiliger oorden. Pas op Aswoensdag kwam hij terug in het dorp, maar de kerk bleef op slot tot de daarop volgende zondag, als hij er zeker van was dat iedereen zijn carnavalszonden was komen biechten; één dag voor de mannen, één dag voor de vrouwen en één dag voor de jongeren – waarvoor de kerkdeur op een kiertje werd gezet.
Als kind heb ik in Nijmegen veel gebeden voor het zielenheil van de zondaars ten zuiden van de Maas
Veel meer verbreid was de gewoonte om deze dagen een ‘veertig-uren-gebed’ in de kerk te organiseren. Dit kerkelijk gebruik dateert al uit de Middeleeuwen en kon op verschillende tijden in het jaar worden gehouden. De week vóór Pasen was daarvoor een vaak gekozen moment. Deze mogelijkheid werd aangegrepen en met carnaval gebruikt om de mensen weg te houden uit de carnavalsgekte en tevens eerherstel te brengen voor datgene wat op straat gebeurde. Het was zo wijd verbreid, ook in gebieden waar helemaal geen carnaval werd gevierd, dat wij ervan uitgingen dat deze traditie van origine bij het carnaval hoorde. Als kind heb ik in Nijmegen (toen nog geen carnavalsstad) veel gebeden voor het zielenheil van de zondaars ten zuiden van de Maas.
Maar toch: wat is er eigenlijk tegen een carnavalsmis?
Carnaval is een feest waarbij de verschillen tussen rangen en standen verdwijnen en iedereen gelijk is. Een feest ook van voor even een hechte saamhorigheid. Dat zijn toch aspecten die naadloos in onze christelijke traditie passen. Waarom deze niet omarmen en ze vieren in de liturgie op de carnavalszondag? En de bijpassende vrolijkheid; die kunnen we in de kerk toch ook best een keer gebruiken, zeker aan het begin van de serieuze veertigdagentijd.